Materialentransitie: “De knop moet om, bij industrie én consument”

De materialentransitie is lange tijd het ondergeschoven kindje geweest. Alle aandacht ging en gaat uit naar de energietransitie. Maar de energie- en materialentransitie zijn nauw aan elkaar verbonden en ze zijn beide nodig om de doelen te halen. Mark Intven, beleidsadviseur Materialentransitie bij de VNCI, legt uit.

Tekst: Ingeborg Abendanon

De chemie maakt uit grondstoffen verschillende materialen die nodig zijn om producten te kunnen maken zoals we die allemaal in ons dagelijks leven gebruiken. Zo zijn olie en gas de grondstoffen voor het materiaal plastic (polymeren) dat onder andere in telefoons, speelgoed en verpakkingsmaterialen zit. Veel van de gebruikte grondstoffen zijn nog fossiel en mede-veroorzaker van de klimaatopwarming. Maar: ze zijn ook eindig.

De grootschalige winning van deze grondstoffen gaat gepaard met ongewenste effecten op de leefomgeving, het milieu en onze gezondheid. De status quo is dat we meer nemen dan onze aarde duurzaam kan geven. Onderzoeksorganisatie Global Footprint Network berekent jaarlijks wanneer de Earth Overshoot Day valt. Dat is de dag waarop het verbruik aan grondstoffen groter is dan wat de aarde in dat jaar kan regenereren. Wereldwijd viel die dag in 2022 op 28 juli, voor Nederland zelfs al op 12 april. Met de materialentransitie moet een eind komen aan deze roofbouw en moeten we dit ecologische tekort drastisch zien te reduceren. De chemie speelt daarbij een cruciale rol.

"Je moet een toekomstig probleem oplossen waarvan we nu nog onvoldoende de pijn voelen."

Circulaire economie, grondstoffentransitie, materialentransitie: komen deze termen allemaal op hetzelfde neer?

De circulaire economie is voor veel mensen een lastig te hanteren begrip, het raakt aan meerdere maatschappelijke opgaven zoals klimaatverandering, biodiversiteit, milieuvervuiling en leveringszekerheid en is daarom complex. Voor de chemie hebben we de verduurzamingsopgave vertaald naar twee hoofdthema’s: energie en materialen. Bij de energietransitie ligt de nadruk op het veranderen van de manier waarop energie wordt geproduceerd en gebruikt en het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2. In de materialentransitie draait het om het afbouwen van de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen en het inzetten op het gebruik van hernieuwbare grondstoffen, het ontwikkelen van nieuwe duurzame en veilige materialen en andere manieren om deze te maken. Hiervoor wordt ook wel de term grondstoffentransitie gebruikt. Maar de behoefte van de consument zit niet in grondstoffen, die wil een product dat gemaakt is van materialen met bepaalde eigenschappen. De omzetting van (hernieuwbare) grondstoffen in die materialen, dat is wat de chemie in feite doet en daarom noemen wij het de materialentransitie.

Wanneer is de materialentransitie geslaagd?

Die is geslaagd als onze manier van leven binnen onze planetaire grenzen past. Een belangrijk middel hiervoor is het anders omgaan met materialen. Ons leven minder materiaalintensief maken en gebruiken wat we al hebben in plaats van telkens nieuwe grondstoffen winnen. In theorie is de opgave van de materialentransitie eenvoudig: we moeten af van fossiele grondstoffen en daar hebben we drie smaken voor: recyclen, inzet van biogrondstoffen en (her)gebruik van CO2 (Carbon Capture and Utilization, CCU, red.).

Die opdracht is duidelijk voor de industrie. Maar als de consument nog steeds te veel producten blijft kopen, lossen we het probleem toch niet op?

Dat klopt. De hoeveelheid materialen die we gebruiken neemt nog elk jaar toe. De bevolking groeit, we worden rijker en we kopen meer producten. En als dat producten zijn die gemaakt worden van materialen met een grote impact op het milieu, helpt dat niet bij de opdracht van de materialentransitie. Uit een recent rapport blijkt dat het aandeel circulariteit afneemt omdat winning en consumptie van materialen sterk toeneemt. Met andere woorden: we groeien harder dan dat we in staat zijn om materialen te hergebruiken. Dan wordt het probleem alleen maar groter. De knop moet om, voor de industrie maar ook voor de consument. Het probleem is echter dat het over een onderwerp gaat waar we nog weinig van merken. Je moet een toekomstig probleem oplossen waarvan we nu nog onvoldoende de pijn voelen. We kunnen vooralsnog vrijwel alles kopen wat we willen hebben, maar dat is op termijn niet meer vol te houden. Daarmee wil ik geen doemscenario schetsen, maar we moeten ons wel bewust zijn van het feit dat we zo niet langer door kunnen gaan.

Wat is het scenario als je kijkt naar grondstoffen?

We hebben in Nederland weinig grondstoffen en zijn daarvoor afhankelijk van import uit andere landen. Grote opkomende landen met schijnbaar oneindige voorraden. We gaan er nogal gemakkelijk vanuit dat dat altijd zo blijft, maar wie garandeert dat als de grondstoftekorten gaan oplopen? Die landen kunnen ook besluiten dat de voorraden eerst in hun eigen behoefte moeten voorzien. Als we geen toegang meer hebben tot grondstoffen, zullen bepaalde producten er straks minder of niet meer zijn of heel duur worden. Beschikbaarheid en prijs, dat zijn de twee pijnpunten die we uiteindelijk allemaal gaan voelen.

"Je hebt een mix van ‘oud’ en ‘nieuw’ nodig, de grote spelers voor het volume en de kleinere voor het deels herdefiniëren van de chemie."

Waar staan we nu?

De oplossingsrichtingen – recycling, biogrondstoffen en CCU – zijn er en we zijn technologisch in staat om daarmee verder aan de slag te gaan. Dan kom je ook bij de volgende vraag terecht: hoe krijgen we die oplossingen betaalbaar en rendabel. En is er straks genoeg groene energie om die oplossingen toe te passen? Het punt is dat je voor een circulaire economie nou eenmaal veel energie nodig hebt. De grote transities waar we voor staan grijpen allemaal in elkaar. En wat goed is voor de een, is soms weer nadelig voor de ander. Het speelveld waarbinnen we invulling moeten geven aan de maatschappelijke opgaven kent steeds meer beperkingen en randvoorwaarden, dat maakt de uitvoering best ingewikkeld. Daar komt bij dat de materialentransitie lange tijd als het ‘kleine broertje’ van de energietransitie werd gezien. In de SER-verkenning ‘Evenwichtig sturen op de grondstoffentransitie en de energietransitie voor brede welvaart’ is vorig jaar niet voor niets gesteld dat de energie- en materialentransitie integraal aangepakt moeten worden. In dat opzicht staat de aanpak van de materialentransitie nog redelijk in de kinderschoenen.  

Wat hoor je van chemiebedrijven als je ze spreekt over de materialentransitie?

Er is geen discussie meer over de materialentransitie an sich. Die is nodig en daar staan we als sector honderd procent achter. Hoe je dat vervolgens gaat doen als bedrijf, samen met de andere partijen uit de waardeketen en wie daarbij welke rol heeft, is nog niet altijd duidelijk. Bedrijven kennen in hun circulaire aanpak nu nog veel onzekerheden. Is wat ik nu doe ook het juiste op de lange termijn en wordt mijn inspanning ook als zodanig erkend? Vinden andere partijen dat we de goede duurzame stappen aan het zetten zijn? Dat is de pioniersonzekerheid op dit moment. Het is soms nog onduidelijk wat er van bedrijven verwacht wordt, ook omdat het onderwerp nog redelijk beleidsarm is. Het is dus zaak om ondersteunend beleid met passende instrumenten te ontwikkelen die de uitvoering helpen aanjagen.

De energietransitie is conceptueel misschien makkelijker. Je meet wat er uit je eigen schoorsteen komt en neemt maatregelen om dat te reduceren. Voor de materialentransitie ben je veel meer afhankelijk van inspanningen en afspraken in de hele keten om deze transitie te laten slagen. De chemie moet in dat proces een voorloper zijn en materialen maken met hernieuwbare grondstoffen. Ik geloof dat we dat voor elkaar kunnen krijgen met het innovatievermogen van de sector. Grote chemiebedrijven moeten hun traditionele productiemodel omturnen van fossiel naar hergebruik en tegelijkertijd zijn er ook partijen geheel nieuwe duurzame ketens aan het opzetten waarmee er op een totaal andere manier producten gemaakt gaan worden. Die mix van ‘oud’ en ‘nieuw’ heb je nodig om deze transitie vorm te geven. De grote spelers voor het volume en de kleinere voor het deels herdefiniëren van de chemie. 

Welke rol heb jij als beleidsadviseur Materialentransitie?

Ik vind het belangrijk dat er meer aandacht komt voor de materialentransitie. En het besef dat we die transitie zonder de chemie niet voor elkaar krijgen. Onze sector zet grondstoffen om in materialen. Nu én in de toekomst. Mijn rol is om richting de bedrijven zo duidelijk mogelijk te vertellen wat er van ze verwacht wordt. Waar moeten ze naar toe en in welk tempo. En hoe kan beleid hen daarbij ondersteunen, hoe zijn ze het beste geholpen. Welke instrumenten zijn er vanuit de overheid. Ja, dan heb je het natuurlijk over vergunningen en financiering, maar ik denk dat de bedrijven op dit moment het meest gebaat zijn bij duidelijkheid. Denk hierbij aan hoe een markt voor hernieuwbare grondstoffen het beste kan worden opgeschaald. Of hoe bedrijven kunnen worden beloond die aan het begin van een keten een investering doen, die pas verderop in de keten, vaak ook in het buitenland, leidt tot verbeterde milieuprestaties. snippet

Een materialentransitie zonder de chemische industrie?

Daar wordt door sommige mensen nog vaak te simplistisch over gedacht. Als we maar alles hergebruiken en repareren, dan heb je de zware industrie niet meer nodig. Maar mensen houden hun basisbehoeftes zoals wonen, communiceren, mobiliteit, gezondheidszorg, voeding en consumptiegoederen. Voor de invulling van deze behoeftes zullen altijd materialen nodig blijven, maar je kunt ervan uitgaan dat de we hiervoor in 2050 ook hele andere producten en materialen zullen gaan gebruiken. En precies daarvoor heb je de chemie nodig. Om grondstoffen herbruikbaar om te zetten naar de materialen van de toekomst.



Illustratie Ymke Pas