Cluster 6 tussen wal en schip
Tekst: Carolien Terlien
“Over het algemeen kan je stellen dat er weinig bestuurlijke en politieke aandacht is voor Cluster 6. En als je specifiek naar de energietransitie kijkt, dan zie je dat er een enorme wedloop gaande is”, zegt Bruning. “Iedereen is druk bezig met het aantrekken van voldoende infrastructuur. Voor de kleinere bedrijven, gevestigd buiten de grote industrieclusters, is dit veel lastiger dan voor de grote industrieclusters.”
Waterstofnetwerk
Dat geldt ook voor Nedmag en een aantal andere industriële bedrijven die gevestigd zijn in de regio Oost-Groningen. “Het industriecluster Noord-Nederland ligt hier niet ver vandaan, maar we zitten net te ver om bijvoorbeeld te kunnen profiteren van de infrastructuur”, zegt Bruning. Hij noemt als voorbeeld het landelijke waterstofnetwerk dat Gasunie aanlegt, maar waar de bedrijven buiten de vijf industrieclusters geen toegang tot hebben.
Duurzame alternatieven
Nedmag, dat magnesiumzout maakt, is ook op zoek naar alternatieve bronnen om de industriële processen én hun producten te verduurzamen. Voor een deel kan het bedrijf elektrificeren, maar voor de hoge temperatuurprocessen tot 2200 graden moeten ze op zoek naar een duurzaam alternatief, zoals groen gas en groene waterstof.
Naast de vijf fysieke industrieclusters waarbinnen ook de chemiebedrijven in ons land verbonden zijn, heeft de overheid ook een zogenaamd zesde cluster geformeerd. Hierin zijn verschillende bedrijven uit diverse sectoren vertegenwoordigd, waaronder een deel van de chemische industrie, die geografisch verspreid over Nederland is.
"Maar dan wordt het ingewikkeld", aldus Bruning. "Want als we van het gas af willen, moeten we wel kunnen beschikken over die duurzame alternatieven. De technologie is niet zozeer het knelpunt, wél de toegang en de beschikbaarheid." Zo loopt ook Nedmag bij het elektrificeren van zijn productieproces tegen obstakels aan. Bruning: “Als alle bedrijven willen overstappen op elektriciteit, is verzwaring van de elektriciteitsinfrastructuur nodig. De uitvoering hiervan stagneert echter. Ook worden de bedrijven in deze regio geconfronteerd met netcongestie, omdat er in de regio veel duurzame energie wordt opgewekt.”
Groen gas
Groen gas is een andere optie om in de energiebehoefte van de bedrijven te voorzien. “De ambities van de overheid zijn groot, maar de capaciteit is nu nog veel te klein om te voldoen aan de behoeften van de bedrijven in onze regio”, legt Bruning uit. Daarnaast moet de industrie concurreren met andere afnemers. “Een deel van het groene gas gaat nu naar mobiliteit als gevolg van de verplichting tot bijmenging”, zegt Bruning. “Dan vissen wij achter het net. En dat is dubbel zuur, want wij krijgen de rekening betaald, in de vorm van CO2-heffing. In tegenstelling tot de transportsector die juist wordt gesubsidieerd om te vergroenen.”
Subsidies
Naast energie-infrastructuur en beschikbaarheid van voldoende groene energie, maakt Bruning zich ook zorgen over het gebrek aan financiële middelen en instrumenten voor de Cluster 6-bedrijven. “De aandacht vanuit bestaande subsidies gaat veelal uit naar de grotere (chemie)clusters voor omvangrijke energietransitie-projecten”, zegt hij. “Voor kleinere bedrijven is het moeilijker om hiervoor in aanmerking te komen.”
Cluster 6 aan zet!
Meer weten over de verduurzamingsopgave van middelgrote en kleinere chemiebedrijven, en wat Cluster 6 voor je kan betekenen? Kom dan naar de VNCI-bijeenkomst Cluster 6 aan zet! op woensdag 14 juni (12.30 tot 17.00 uur) in de KAS in Woerden. Lees hier meer over het programma en aanmelden (exclusief voor leden van de VNCI).
Bruning gaat echter niet bij de pakken neerzitten. Samen met zeven andere bedrijven in de regio Veendam (onder andere Avebe, Kishuma en Eska) heeft Nedmag het industriecluster Oost-Groningen opgericht. “We zitten niet op één bedrijventerrein, maar verspreid over de regio”, legt Bruning uit. “Samen trekken we op in de energietransitie en pakken gezamenlijk de knelpunten op. Zo zijn we in gesprek met de Gasunie om te kijken naar de mogelijkheden om toegang te krijgen tot de landelijke infrastructuur voor waterstof. Dat vraagt om maatwerk, want om het achterland te ontsluiten is een veel fijnmaziger netwerk nodig. Samen lukt het misschien wel om bijvoorbeeld de infrastructuur voor waterstof of elektriciteit aan te leggen.”
Door samen op te trekken, hoopt Bruning de positie van de Cluster 6-bedrijven in de regio te versterken. “En we moeten wel als we onze duurzaamheidsdoelstellingen in 2030 willen halen. En dat is al heel snel”, aldus Bruning. “Snelheid is nog urgenter met het oog op de aangekondigde energiebelasting. Maar ook met de hoge CO2-prijzen is het niet lang vol te houden als kleiner bedrijf.”
Decentrale oplossingen
Naast het versterken van de eigen positie, gelooft Bruning ook echt in de kracht van regionale samenwerking. “Ik geloof dat investeren in decentrale, regionale verduurzaming sneller resultaten oplevert”, zegt hij. “Juist regionaal liggen er kansen om productie en gebruik van duurzame energie bij elkaar te brengen en daarmee de druk op de infrastructuur te ontlasten. En chemiebedrijven hebben een belangrijke rol in de keten. Die rol wordt nog wel eens onderschat.”
Cluster 6 verdient een eigen aanpak en ook tempo qua verduurzaming, vindt Bruning. “We werken hard aan het transformeren van onze producten en energie. We maken een transformatie door van bulk naar innovatieve producten. Nieuwe producten met een lagere footprint en duurzame toepassing. Maar deze transitie kost tijd.”