Onderzoek: kosten duurzame energie in Nederland en Saoedi-Arabië vergelijkbaar voor industriële ketens
De toekomstige kosten voor duurzame energie in Nederland en Saoedi-Arabië blijken voor twee belangrijke industriële waardeketens – chloor-alkali en sustainable aviation fuel (SAF) – opvallend dicht bij elkaar te liggen. Dat blijkt uit drie gecoördineerde studies van TNO, The Hague Center for Strategic Studies (HCSS) en Roland Berger naar de huidige en toekomstige (2040) energiekosten gebaseerd op hernieuwbare bronnen zoals zon en wind.
De onderzoekers vergeleken de kostenstructuren van beide landen voor de productie van chloor-alkali en SAF, zowel nu als in de toekomst. Hoewel vaak wordt aangenomen dat landen dichter bij de evenaar een voordeel hebben vanwege hun toegang tot zonne-energie, laten de studies zien dat Nederland - als het overschakelt op een 100% duurzaam energiesysteem - op bepaalde vlakken goed kan concurreren. Vooral voor processen die continu doorlopen, wordt het verschil in energiekosten fors kleiner ten opzichte van de huidige situatie. Het voordeel van de iets lagere opwekkingskosten in Saoedi-Arabië wordt vervolgens gecompenseerd door het feit dat de energieopslagkosten en de kapitaalkosten in het Nederlandse energiesysteem lager zijn. Als vervolgens de transportkosten worden meegenomen, zijn de kosten van de producten in beide landen gelijk.
Minister Sophie Hermans van Klimaat en Groene Groei nam de onderzoeken in ontvangst, namens opdrachtgevers het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) en Koninklijke Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI).

Chloor-alkali: klein verschil door flexibiliteit elektrolyseproces
Uit de analyse blijkt dat de energiekosten voor de chloor-alkaliketen – waarbij zout via elektrolyse wordt omgezet in onder andere chloor, natronloog en waterstof – voor Nederland en Saoedi-Arabië tot 2024 ongeveer vergelijkbaar zijn geweest. Richting 2040 wordt echter verwacht dat Saoedi-Arabië tot 40% lagere energiekosten kan realiseren dankzij goedkopere zonne-energie en batterijen, in vergelijking met windenergie. Als ook andere productiekosten worden meegenomen – zoals zout- en kapitaalkosten voor de fabriek - blijft het verschil tussen Saoedi-Arabië en Nederland uiteindelijk beperkt tot ongeveer 8%. Daarnaast beschikt Nederland over strategische en hoogzuivere zoutvoorraden en een volwassen zoutproductieketen, terwijl Saoedi-Arabië geen eigen zoutvoorraden heeft en nog moet investeren in infrastructuur.
SAF: goede kansen
Ook voor SAF uit huishoudelijk afval geldt dat Nederland goede kansen heeft een leidende positie te nemen. Voor deze productieroute, waarbij huishoudelijk afval wordt omgezet in synthetische ruwe olie (syncrude), zijn de kostenverschillen tussen beide landen nu en in de toekomst beperkt. De onderzoekers benadrukken echter dat het lastig blijft om de toekomstige kostenontwikkeling in te schatten, mede door onzekerheden over technologie- en marktontwikkelingen. Ook voor deze keten geldt dat de grondstoffen en de technologie voor voorbewerking in Nederland aanwezig zijn. Het afval dat hier aanwezig is, wil je niet circulair maken door het naar bijvoorbeeld Saoedi-Arabië te transporteren. Daarnaast is de ontwikkeling van deze technologie van groot belang voor de het circulair produceren van andere belangrijke chemische grondstoffen.
Aanbevelingen voor beleid en industrie
Op basis van de onderzoeksresultaten geeft de VNCI drie aanbevelingen mee aan minister Hermans:
- Ontwikkel een op feiten gebaseerde strategie voor de energie-intensieve industrie in Nederland, met een bredere vergelijking van regio’s en waardeketens. Houd daarbij rekening met de totale systeemkosten in de toekomst.
- Bescherm de concurrentiepositie van de industrie tijdens de energietransitie, om verlies van essentiële productie en strategische afhankelijkheden te voorkomen.
- Versnel investeringen in duurzame energie binnen Nederland en Europa, om de industrie toekomstbestendig en concurrerend te maken. Investeer uit algemene middelen in kritieke energie-infrastructuur, zoals wind op zee, verzwaring van het stroomnet, en transport en opslag van waterstof.
Het door TNO, HCSS en Roland Berger ontwikkelde model biedt een waardevol instrument om toekomstige keuzes voor de industrie en het energiebeleid te onderbouwen, door ook andere regio’s en andere waardeketens op te nemen in de vergelijking.
De studies kan je hier downloaden:
- Onderzoek TNO + korte samenvatting
- Onderzoek HCSS + korte samenvatting
- Onderzoek Roland Berger