Subsidie voor duurzame waterstofproductie: ook Air Liquide en HyCC krijgen toekenning
De Nederlandse overheid heeft ruim 700 miljoen euro subsidie toegekend aan elf waterstofprojecten. Het gaat om initiatieven die bijdragen aan de productie van duurzame waterstof, met als doel om de industrie en mobiliteit te verduurzamen, de CO₂-uitstoot te verlagen en de energievoorziening minder afhankelijk van het buitenland te maken.
Ook VNCI-lidbedrijven Air Liquide Industrie in Rotterdam en HyCC in Delfzijl krijgen een toekenning. De subsidie komt voort uit de OWE-regeling (Opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse), waarvoor bedrijven in totaal 3,2 miljard euro aan aanvragen indienden.
Grote stap vooruit in elektrolysecapaciteit
De gesubsidieerde projecten leveren samen zo’n 602 megawatt aan elektrolysecapaciteit op. Ter vergelijking: dit is ruim drie keer zoveel als de capaciteit van de momenteel grootste waterstoffabriek in aanbouw, Holland Hydrogen 1.
5000 vrachtwagens op waterstof
De duurzame waterstof zal onder andere worden afgenomen door raffinaderijen, de chemische industrie en tankstations. Volgens het ministerie kunnen met de extra waterstofproductie jaarlijks zo’n 5000 vrachtwagens op waterstof rijden.
Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) benadrukt het belang van binnenlandse productie: “Door zelf in Nederland duurzame waterstof te produceren worden we minder afhankelijk van het buitenland. Het vergroten van onze productiecapaciteit is daarom een belangrijke en logische stap. Maar we zijn er nog niet. We zullen blijvend moeten investeren in verschillende energiebronnen om onze energieafhankelijkheid verder te verkleinen.”
Air Liquide in de kopgroep
Naast Air Liquide Industrie ontvangen onder meer H2Eron (Delfzijl), Circul8 (Lelystad), Uniper (Rotterdam), Vattenfall (Eemshaven) en Statkraft (Den Helder) een bijdrage. De toekenning gebeurde op basis van de laagste subsidiebehoefte per megawatt elektrolysecapaciteit.
Er is in totaal 998 miljoen euro beschikbaar gesteld. De overheid onderzoekt nog of het resterende budget kan worden ingezet, afhankelijk van Europese staatssteunregels.