18.02.2025

Onderzoek: Dreigend banenverlies en industriële verzwakking vragen om actie 

De Nederlandse industrie staat onder druk door een combinatie van hoge energiekosten, onzekerheid over Europese en Nederlandse regels en internationale concurrentie. Dit blijkt uit een recente studie van het Centre for International Energy Policy (CIEP).  

 

Volgens Coby van der Linde, hoofdonderzoeker bij CIEP, dreigt een structurele de-industrialisatie, met mogelijk tienduizenden verloren banen en een afname van investeringen als gevolg. Zij pleit daarom voor gerichte industriepolitiek en strategische keuzes om deze negatieve spiraal te doorbreken. Van der Linde vergelijkt de situatie van de Nederlandse industrie met een Jenga-toren: als essentiële sectoren verdwijnen, ontstaat een kettingreactie die de gehele industriële structuur kan verzwakken. 

Economische en geopolitieke noodzaak

De nauwe verwevenheid tussen sectoren maakt dat een verstoring in de ene branche impact heeft op andere. De Nederlandse chemische industrie is hiervan een duidelijk voorbeeld: het wegvallen van chemische bedrijven zou niet alleen gevolgen hebben voor de sector zelf, maar ook voor bijvoorbeeld de farmaceutische en technologische industrie. Van der Linde: "Als de chemische bedrijven verdwijnen, zullen ook producenten van medische hulpmiddelen, elektronica en producten nodig voor de energietransitie worden getroffen." Naast de economische belangen, wijst Van der Linde op het geopolitieke belang van de industrie. 

Manon Bloemer onderschrijft de oproep in het rapport. “Chemiebedrijven maken basisgrondstoffen waar veel andere industrie van afhankelijk is. Onze leden worden geconfronteerd met grote onzekerheden, denk aan stikstof, waterkwaliteit, hoge energiekosten, hoger dan in de landen om ons heen, en netcongestie. Er zijn al grote stappen gezet om onze industrie te verduurzamen maar de volgende stap stagneert. Wij onderschrijven de urgente boodschap voor een proactief industriebeleid uit het CIEP-rapport. Als bedrijven vertrekken uit Nederland, dan valt op een gegeven moment de Jengatoren om. Terwijl het hebben van een eigen industrie ons land weerbaar maakt en klaar voor de toekomst met een circulaire economie. Dit is van landsbelang, zeker in deze tijden van geopolitieke onzekerheid. Het CIEP-rapport is daarmee een mooie aanvulling op onze nieuwe vijfjarenstrategie “Sterke industrie voor een sterk Nederland, het tij keren voor de producten van morgen”.  

Druk vanuit energieprijzen en internationale concurrentie 

Een van de grootste uitdagingen voor de industrie is de fors gestegen energiekosten. Door nationale beleidskeuzes, zoals een CO2-heffing en hogere netwerkkosten, betalen Nederlandse bedrijven aanzienlijk meer voor energie dan concurrenten in Duitsland en Frankrijk. Tegelijkertijd zetten China en de Verenigde Staten actief in op industriële steun, terwijl Europa zich vooral richt op regelgeving en klimaatdoelen. Dit zorgt voor een ongelijk speelveld en zet Nederlandse bedrijven verder onder druk. 

Nederland en Europa moeten ingrijpen 

Volgens Van der Linde is het van cruciaal belang dat Nederland en de EU een proactiever industriebeleid voeren. Dit kan door het investeringsklimaat aantrekkelijker te maken via fiscale stimulansen, lagere energiekosten en minder bureaucratie. Daarnaast is een herziening van handelsverdragen nodig om oneerlijke concurrentie, zoals Chinese dumpingpraktijken, tegen te gaan. Zonder deze maatregelen dreigt Europa in de handelsoorlog tussen de VS en China het onderspit te delven. 

Toekomstige koers 

De structurele achteruitgang van de industrie kan grote gevolgen hebben voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Van der Linde benadrukt dat industriebedrijven die eenmaal verdwijnen, moeilijk terug te halen zijn. Om verdere de-industrialisatie te voorkomen, moet Nederland strategische keuzes maken en haar rol in de mondiale economie opnieuw definiëren. Zonder doortastend beleid dreigt Nederland steeds meer afhankelijk te worden van import en diensten, wat op lange termijn niet volstaat voor een gezonde economie.