Sustainable Industry Lab presenteert eerste bevindingen
Tekst: Igor Znidarsic
Op een nuchtere, wetenschappelijke, van emotie ontdane blik naar de energietransitie kijken. Waar gebeurt dat nog? Zeker niet in het publieke debat, en ook te weinig in de politiek en de media. Het Sustainable Industry Lab (SIL) probeert dat wel te doen. “Er zijn veel visies en roadmaps over de energietransitie”, zegt Gert Jan Kamer, hoogleraar Duurzame Energievoorziening aan de Universiteit Utrecht (UU) en mede-initiatiefnemer van SIL. “Maar waarom wil de een dit en de ander dat, en welke – vaak impliciete – keuzes zitten hierachter? Voorbeelden te over: wel of geen CCS? En zo ja, voor hoe lang? Wanneer zullen we grootschalige groene waterstof hebben? En gaan we het ook importeren? Waar vandaan dan? En zou het exportland niet zelf een basisindustrie willen opzetten in plaats van een low-cost energie-exporteur te zijn? Het vraagt een zekere intellectuele moed om dat met elkaar te bespreken en de consequenties door te denken. En dat is precies wat wij met SIL doen.”
Enkele jaren geleden waren Kramer en Sanne Akerboom, universitair docent Recht en politiek van de energietransitie aan de UU, betrokken bij het strategisch thema Pathways to Sustainability van de UU. Ze raakten in gesprek over energieverduurzaming en vonden dat de interdisciplinaire benadering van het thema achterbleef. Na gesprekken met industriële en andere partners concludeerden ze dat de doelen door iedereen gedeeld werden en besloten ze het brede scala aan bestaande kennis bij de verschillende partijen te bundelen en de mogelijke keuzes en consequenties op een neutrale wijze naar de samenleving en de beleidsmakers uit de dragen, om zo de kwaliteit van het politieke en maatschappelijke debat te verbeteren.
SIL ging in december 2020 van start als een netwerkorganisatie waarin academici, overheden, industrie, maatschappelijke en milieuorganisaties samenwerken aan de versnelling van de verduurzaming van de maakindustrie in Nederland. “We proberen na te denken voor ons allemaal”, aldus Kramer.
Hoe zorgen jullie ervoor dat zoveel verschillende partijen meedoen?
Kramer: “Ons doel is niet om iedereen op één lijn te krijgen, maar om het eens te worden over de keuzes die voorliggen. Het gaat erom dat we helderheid hebben over hoe en waarom we verschillend denken. Daarmee lever je een bijdrage aan de kwaliteit en de geïnformeerdheid van het debat. Als je elkaar begrijpt kun je beter en verstandiger tot op consensus gebaseerde beslissingen komen.”
Akerboom: “We waarderen zeer de participatie van stakeholders. Juist door deze werkwijze leren we van elkaar. We vonden elkaar snel, en iedereen neemt enthousiast deel.”
Over wat voor keuzes hebben we het?
Kramer: “We richten ons op vijf thema’s: hernieuwbare energie voor de industrie, de Nederlandse koolstofcyclus, maatschappelijk verdienvermogen en duurzame investeringen, governance en een eerlijke, duurzame industriële transformatie. Daarbij spelen vele keuzes. Een van de vragen is bijvoorbeeld hoeveel – duurzame – energie we rond het midden van deze eeuw in Nederland opwekken. Waar je energie-intensieve industrie neerzet wordt voor een deel bepaald door de beschikbaarheid van energie.”
“Een andere vraag gaat over de resources van de chemische industrie. De behoefte aan chemische producten neemt in de toekomst toe, en daarin blijven koolwaterstoffen een grote rol spelen. Daar hangt de vraag mee samen: hoe gaan we de kringloop sluiten? Tot nu toe is er meer gedaan aan de energietransitie dan aan de circulariteit. Dat zou meer met elkaar in balans moeten komen.”
“Het gaat overigens niet alleen om de keuzes zelf, maar ook om timing. Lang niet alles hoeft nú. De energietransitie is een systeemtransitie, maar wat we nu aan de energietransitie doen heeft nog niet het karakter van een systeemtransitie, uitgezonderd misschien de elektriciteitssector. Wat we eigenlijk aan het doen zijn is het huidige systeem beter maken. Dat helpt ons om nu op gang te komen. Maar op de lange termijn, vanaf rond 2030, komt ook de vraag in beeld: hoe is het systeem straks anders dan nu? Dit decennium moeten we gebruiken om die vraag te beantwoorden.”
“Een heet hangijzer is nog de vraag wie de energietransitie betaalt. Dat is nog niet helemaal duidelijk. Een van de conclusies die ik heb getrokken naar aanleiding van de doorrekening van het Klimaatakkoord voor het PBL (Kramer was als een van de vier wetenschappers hierbij betrokken – red.) is dat het PBL, om goede redenen overigens, altijd rekent met nationale kosten. Dat is een heel abstract begrip, dat geen duidelijkheid biedt over wat het transitiebeleid betekent voor de verschillende stakeholders, zoals bedrijven en burgers. We zijn nu te ongeïnformeerd.”
Een andere vraag is wat de rol van de overheid moet zijn.
Kramer: “Bij governance speelt inderdaad die vraag. Heel breed hoor je dat er behoefte is aan meer regie. Zaken als de uitbreiding van het elektriciteitsgrid, een waterstofleiding en een CO2-pijpleiding en wellicht ook een warmtenet vragen immers om collectief gecoördineerde actie. Regie dus. Maar wat is die regie precies en hoe moet die worden ingevuld? Ook dit is een onderwerp dat wij tot klaarheid proberen te krijgen. We zijn bijvoorbeeld een discussiemiddag aan het opzetten over industriepolitiek. Of we die nodig hebben, en zo ja, wat dat dan zou moeten zijn.”
Jullie noemen de energietransitie een socio-technisch fenomeen. Wat bedoelen jullie daarmee?
Kramer: “Ik ben van origine fysicus en de universitaire groep waarin ik werk houdt zich al lang bezig met de energietransitie. Ik was oorspronkelijk heel technisch gericht, want op dat gebied was er nog niet zoveel. Nu hebben we windmolens, warmtepompen, elektrische auto’s. De beperking zit nu niet zozeer in de techniek maar in de maatschappelijke randvoorwaarden om snelheid van uitrol te creëren. Daarmee is het veranderd naar iets wat zich tussen techniek en maatschappij bevindt. Dat maakt de discussie in academische termen heel interessant, de interactie tussen bèta en gamma wordt steeds belangrijker. De academische leden van SIL zijn daarom qua discipline nadrukkelijk van allerlei pluimage: van technici zoals ik tot ethici en historici.”
Akerboom: “De aandacht verschuift, ook in de politiek en de maatschappij. De discussies over transities draaien niet meer alleen om welke technologieën we inzetten, en of dat betaalbaar is, maar over verdelingsvraagstukken. Wie betaalt waaraan mee? Is er relatieve gelijke toegang tot verduurzaming, wie maakt de belangrijke keuzes? De verbinding tussen beide perspectieven zetten wij in SIL centraal. Wij zijn ervan overtuigd dat dit enige manier is om de complexiteit te begrijpen.”
Hoe staan jullie tegenover de discussies die rond de energietransitie worden gevoerd?
Kramer: “Er wordt soms te makkelijk gezegd dat we om de klimaatdoelen makkelijker te halen met de zware industrie moeten stoppen. Dat moeten we juist niet willen, zeker niet als we vinden dat Nederland een belangrijke bijdrage moet leveren aan de verduurzaming van de wereld. De vraag naar materiële goederen om onze welvaart in te vullen zal groot blijven. Daarom is het belangrijk om de basisindustrie en de chemische industrie hier te hebben, maar dan uiteraard omgebouwd naar iets duurzaams.”
Akerboom: “De discussie over duurzaamheid was en is nu eenmaal niet makkelijk. Wij hopen met SIL de dialoog toegankelijker te maken voor de samenleving, door meer informatie te delen, maar vooral ook op een andere manier. Het gaat niet alleen om alvast keuzes te maken, maar ook om de juiste vragen te stellen. Het is een complex onderwerp, en die complexiteit moet ook worden weergegeven. Wij hopen daaraan bij te dragen.”
‘Als je elkaar begrijpt kun je beter en verstandiger tot op consensus gebaseerde beslissingen komen’
Zijn jullie tevreden over het verloop van energietransitie tot nu toe?
Kramer: “Ik ben heel positief. Het toekomstperspectief van bedrijven is de afgelopen jaren totaal veranderd, er is een enorme omslag gemaakt in het denken. Waar dat voor Parijs misschien nog wat weifelend was, is het nu veel nadrukkelijker. De vraag is: hoe vertalen we deze nieuwe mindset naar actie? Het Klimaatakkoord is een enorm betekenisvolle stap geweest in de richting van implementatie. Veel van de huidige plannen komen daaruit voort. De Cluster Energie Strategieën bevatten al meer emissiereducties dan aan de klimaattafels is afgesproken. Dat geeft aan wat de veranderkracht is van de industrie. De bereidheid om te veranderen is heel groot. Als al deze plannen gerealiseerd worden, wordt industrie naast de elektriciteitssector een motor van de energietransitie.”
Akerboom: “Er worden nu stappen gezet. De industrietransitie staat op de agenda, terwijl dat drie of vijf jaar geleden echt niet het geval was. We realiseren ons steeds meer dat de industrie niet alleen een belangrijk onderdeel van de energietransitie is, maar ook van ons maatschappelijk verdienvermogen. De duurzaamheidsdiscussie geeft aanleiding om na te denken over welke producten je wilt maken, en hoe, en waar mensen straks werken. De transitie kan ook echt maatschappelijke waarde opleveren.”
Wat zijn tot dusver de concrete resultaten van SIL?
Kramer: “Op onze website hebben we zojuist een wetenschappelijk artikel over CCS gepubliceerd, met een samenvatting en een perspectief. Hierin bespreken we met een aantal SIL-leden welke perspectieven relevant zijn voor toekomstige besluitvorming over CCS. Daarnaast een stuk over de noodzaak van regie in de transitie en de Wetenschapstoets klimaatverantwoording, die op verzoek van de Tweede Kamer is gedaan door mij en Heleen de Coninck van de TU Eindhoven, ook SIL-lid. Het is een goed voorbeeld van de manier waarop de wetenschap constructief bijdraagt aan het transitievraagstuk.”
“Een belangrijk onderdeel van SIL is de verbeelding: hoe stellen we ons de toekomstige industrie voor? Niet alle discussies over de toekomst zijn rationeel, er zit ook een emotioneel element in. Dat proberen we in te vullen met verbeelding. Het afgelopen jaar hebben we met APPM een zorgvuldig aanbestedingstraject doorlopen en hebben in november FABRICations als onze creatieve partner gekozen. De plannen zijn nog pril, maar we denken erover om een reizende tentoonstelling te maken die tevens een plaats is voor discussie. Hiermee willen we langs en aantal industrieclusters gaan en eindigen in Den Haag. Daarmee willen we het debat aanzwengelen met politici, wetenschappers en journalisten, en uiteraard ook met het brede publiek.”
Sustainable Industry Lab is een nationale denktank met leden afkomstig van alle Nederlandse universiteiten, en verder uit het brede maatschappelijke veld. SIL is een stichting en heeft van het ministerie van EZK 700.000 euro subsidie gekregen voor vijf jaar, verder droegen de VNCI, VNP, VEMW, VNO-NCW en Nogepa 100.000 euro bij.
Voorzitter Gert Jan Kramer is van oorsprong natuurkundige. Tot 2016 werkte hij op het technologiecentrum van Shell. Daarna werd hij hoogleraar Duurzame Energievoorziening aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoeksthema’s zijn onder andere toekomstige energietechnologieën, met speciale aandacht voor de rol van koolstof in het toekomstig energiesysteem en de transformatie van de Nederlandse industrie.
Directeur Sanne Akerboom is jurist en politicoloog. Zij is universitair docent Recht en politiek van de energietransitie aan hetzelfde instituut en werkt aan transformatierecht voor duurzaamheid en energietransities. Zij houdt zich bezig met regelgevings- en bestuursstructuren voor hernieuwbare elektriciteitsproductie, de gebouwde omgeving en de energie-intensieve industrie, met focus op de rol van het recht en van overheden in de energietransitie en de relatie tot de samenleving.