Vrouwen in de chemie? Natuurlijk!
Tekst: Emma van Laar
Gepubliceerd: 10.02.2024
Marthe Walvoort
Marthe Walvoort (1983) is adjunct-hoogleraar Chemical Glycobiology bij het Stratingh Institute of Chemistry van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). “Ik vond bètavakken op school erg leuk. En hoewel ik ook geïnteresseerd was in dans en muziek, heb ik voor scheikunde gekozen omdat ik wilde blijven nadenken en niet vies ben van een uitdaging. Tijdens een stage in Oxford is mijn fascinatie voor suikers ontstaan. Na mijn promotieonderzoek naar de chemie van suikers, ben ik bij MIT (Massachusetts Institute of Technology; Cambridge, VS) met enzymen gaan werken en leerde daar nieuwe, biologische technieken. Sindsdien combineer ik biologie en scheikunde. Dat is misschien niet de makkelijkste manier om suikers te begrijpen, maar wel de leukste en wetenschappelijk uitdagendste”, aldus Marthe Walvoort, die naar Groningen kwam als Rosalind Franklin Fellow en haar eigen lab opzette. Haar groep richt zich op de (bio)synthese van complexe oligosachariden en glycoconjugaten van menselijke en bacteriële oorsprong.
Om de doorstroom van getalenteerde vrouwelijke onderzoekers te bevorderen is de RUG in 2002 gestart met het Rosalind Franklin Fellowship-programma. Het biedt gepromoveerde vrouwen een positie die – als zij aan de eisen voldoen – uitmondt in een hoogleraarschap.
Rosalind Elsie Franklin (1920-1958) wilde onderzoeker worden, haar vader was echter tegen hoger onderwijs voor vrouwen en weigerde haar universitaire opleiding te betalen. Haar tante hielp haar uit de brand. Na haar studie en promotie in de fysische chemie (Cambridge, Engeland) legde ze zich in Parijs toe op röntgendiffractie. Haar werk aan het Kings College Londen, waarbij ze in tegenstelling tot haar collega’s röntgenkristallografie gebruikte, heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de ontdekking van de moleculaire structuur van DNA. Toen Watson en Crick (Cambridge) de resultaten van Franklins experimenten en haar röntgenfoto’s zagen – zonder dat Franklin het wist –, beseften ze dat ze bewijs hadden voor hun theorie van de dubbele helix. In 1962 ontvingen Watson, Crick en Wilkins de Nobelprijs.
Martina Vijver
Martina Vijver (1975) is hoogleraar en wetenschappelijk directeur van het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden. “Ik wilde altijd al theorie met iets praktisch combineren. De bètahoek leent zich daar goed voor: experimenteel bezig zijn, een theorie toetsen en vervolgens duiden wat je ziet. Ik koos dan ook een bètavak, al had ik niet zo’n bètaknobbel. Omdat ik geen natuurkunde in mijn pakket had, werd het de hbo-opleiding milieuchemie. Ik was daar goed op mijn plek en bloeide op tijdens de stages. Later kwam ik mensen tegen die mijn passie zagen en mij stimuleerden om te gaan promoveren. Mijn pad is anders dan dat van anderen, maar doordat ik erop gewezen werd mijn droom achterna te gaan, is het gelukt”, vertelt Martina Vijver.
Haar groep onderzoekt bestaande en opkomende chemische stressoren – zoals metalen, pesticiden, nanodeeltjes, microplastics en geavanceerde materialen – en hun impact op onze natuurlijke omgeving. Vijver bedenkt disruptieve wetenschappelijke methoden waarmee ze de toxiciteit van materialen en chemicaliën op een onconventionele manier inschat. Vijver: “Ik houd ervan om mijn eigen weg te gaan en nieuwe dingen te proberen. Ik wil daarom ook onderzoek blijven doen.”
De Amerikaanse natuurkundige Eunice Newton Foote (1819-1888) was een pionier in onderzoek naar opwarming van lucht door de zon. In haar woning (Seneca Falls, New York) experimenteerde ze met glazen cilinders vol lucht, CO2 of waterstof die ze in de zon of juist de schaduw zette. Ze zag dat de met CO2 gevulde cilinders warmer werden en langzamer afkoelden. In 1856 publiceerde ze een artikel waarin ze als eerste beschreef dat een toename van CO2 in de atmosfeer tot een hogere temperatuur op aarde zou kunnen leiden. Toch werd niet zij maar de Ierse natuurkundige John Tyndall gezien als de ontdekker van het broeikaseffect, dankzij metingen die hij drie jaar na die van Newton Foote publiceerde.
Moniek Tromp
Fysisch chemicus Moniek Tromp (1977) is hoogleraar Materiaalchemie en wetenschappelijk directeur bij het Zernike Instituut (RUG) en Captain of Science van de Topsector Chemie. “Ik wilde altijd dokter worden, maar omdat geneeskunde een lootstudie was ben ik ook naar alternatieven gaan kijken. Ik kwam erachter dat ik dingen wilde begrijpen en koos voor scheikunde. Tijdens mijn studie werd ik gegrepen door anorganische chemie. Na mijn promotie heb ik overwogen de industrie in te gaan, maar uiteindelijk ben ik in de academische wereld blijven hangen”, licht Tromp toe, die na haar promotie tien jaar in Engeland (Southampton) en Duitsland (München) werkte.
Haar onderzoek in Groningen richt zich op de ontwikkeling en toepassing van operando spectroscopietechnieken in katalyse- en materiaalonderzoek. Denk daarbij aan het ontwikkelen van technieken om katalysatoren en materialen te karakteriseren, maar ook elektrochemische processen in batterijen en brandstofcellen te bestuderen. “In de bestuurlijke en politieke rollen die ik binnen de Topsector Chemie en de batterijenwereld bekleed, ben ik een van de weinige vrouwen. Ik probeer op een positieve manier zichtbaar te zijn. Dat is vrij makkelijk, met een rode jurk tussen de blauwe pakken”, stelt Tromp.
Lise Meitner (1878-1968) was een Oostenrijks-Zweedse natuurkundige die onderzoek deed naar radioactiviteit en kernfysica bij de voorloper van het Max Planck Instituut. Planck vond dat vrouwen geen hoger onderwijs zouden moeten volgen, maar hij was zo onder de indruk van haar intelligentie dat hij haar als onofficiële en onbetaalde assistente toeliet. Als vrouw werd Meitner echter de toegang tot de universiteitslaboratoria ontzegd. Gelukkig gold dit verbod niet voor het geïmproviseerde laboratorium van chemicus Otto Hahn in een verbouwde kelder met een aparte ingang. Meitner ontdekte samen met Hahn en Fritz Strassmann atoomkernsplijting, het mechanisme dat verantwoordelijk is voor kernenergie maar ook kernwapens. Hahn ontving in 1944 de Nobelprijs voor de Scheikunde voor hun ontdekking.
Tegen de stroom in
De verhalen van Franklin, Newton Foote en Meitner laten zien dat een wetenschappelijke carrière voor vrouwen in het verleden niet vanzelfsprekend was. En als het al lukte kregen ze dikwijls niet de erkenning die ze verdienden. De consequente onderwaardering van vrouwelijke onderzoekers wordt het Matilda-effect genoemd, een term die de Amerikaanse wetenschapshistorica Margaret Rossiter in 1993 in het leven riep. Rossiter hoopte dat erkenning van het Matilda-effect de ogen zou openen voor een diepgeworteld probleem in de wetenschap: wat mannen doen wordt belangrijker gevonden dan wat vrouwen doen. Dit zou deels de ondervertegenwoordiging van vrouwen op hogere posities in de wetenschap kunnen verklaren.
Hoe staan we er nu voor?
Het goede nieuws is dat er vergeleken met de tijd van Newton Foote, Franklin en Meitner een enorme emancipatieslag is gemaakt. Toch is het Matilda-effect de wereld nog niet uit. Jonge vrouwen moeten in de wetenschap meer obstakels overwinnen dan mannen. Zo laat onderzoek zien dat gender een belangrijke rol speelt in welke volgorde auteursnamen boven wetenschappelijke publicaties komen te staan. Daarnaast hebben vrouwen een tweemaal zo kleine kans om cum laude te promoveren, bij een proefschrift van gelijkwaardig niveau. “Vrouwelijke onderzoekers spelen een kleinere rol in de ‘herinneringscultuur’ van de wetenschap, bijvoorbeeld in biografieën, vernoemingen van leerstoelen en gebouwen. En dat terwijl rolmodellen anno 2024 nog steeds hard nodig zijn. Voor vrouwelijke studenten is het belangrijk dat ze vrouwelijke hoogleraren zien, zodat ze weten dat het kan”, aldus Tromp. “Je ziet nog steeds posters voor carrièredagen met alleen mannen erop. En op congressen zijn bijna alle keynote sprekers man, terwijl de meeste promovendi vrouw zijn. Voor mij was vrouw zijn geen issue bij mijn studiekeuze of later in mijn carrière. Ik ben goed begeleid en heb op belangrijke momenten de steun gezocht en gekregen die ik nodig had. Maar dat geldt niet voor iedereen”, denkt Walvoort.
Obstakels overwinnen
“We lopen in Nederland achter als het gaat om gelijkheid tussen man en vrouw. Daarnaast houden we onszelf, onbewust, een beetje klein. We denken als vrouwen in de bètawereld vaak dat we pioniers zijn. En misschien ben je inderdaad de eerste vrouwelijke medewerker, directeur of hoogleraar binnen jouw groep, maar overal zijn vrouwelijke rolmodellen te vinden. Waar mannen op de schouders van hun voorgangers gaan staan, zeggen wij ‘We zijn de eerste’. Daarmee houden we de slachtofferrol in leven. Laten we zoeken naar inspirerende voorgangers en proactief aan de gang gaan met wat wij kunnen veranderen”, benadrukt Vijver.
“In Engeland zijn ze verder dan hier, het conservatieve Zuid-Duitsland is het andere uiterste. Ik was in München de eerste vrouw in de staf en heb daar struggles gehad met het feit dat ik moeder was. Ook in Nederland is het lastig om er als vrouw tussen te komen omdat commissies en panels voornamelijk uit mannen bestaan. Toen mijn oudste kind zes jaar was wilde ze moeder worden, maar dacht ze dat ze dan verder niets kon. Blijkbaar kreeg ze dat idee door hoe er op school gepraat wordt, want thuis zag ze hoe ik werk en moederschap combineerde. Om daar iets aan te doen heb ik met VHTO (Expertisecentrum Genderdiversiteit in bèta, techniek en IT) techniekprogramma’s ontwikkeld voor bassischolen om meisjes meer te betrekken bij wetenschap. Uit onderzoek blijkt dat genderbias al vanaf vijf jaar geïmplanteerd wordt. Als we jonge kinderen vragen een dokter, chirurg of kapitein te tekenen, tekenen jongens sowieso mannen. Een derde van de meisjes tekent een vrouw, tien tot vijftien jaar geleden was dat nog maar een tot twee procent. Als na het tekenen vrouwen van die beroepen het klaslokaal binnenkomen, zeggen veel meisjes: ‘Oh cool, ik kan dat ook doen’. Daarom vind ik het belangrijk om mezelf te laten zien”, legt Tromp uit.
Women in Chemistry
Meer vrouwen in de chemie! Dat is ons doel. Met de campagne Women in Chemistry geven we vrouwen een podium en vertellen ze met veel trots over hun werk.
Vijver heeft met collega-hoogleraar Miranda van Eck in 2016 RISE (Researchers In Science for Equality) opgericht. “Onze faculteit telde maar weinig vrouwen, terwijl vrouwelijke studenten in de meerderheid zijn binnen onze studies. Bij promovendi en postdocs is de verdeling man-vrouw gelijk en ook bij de assistant professor-posities gaat het goed, daarna gaat het bergafwaarts met zestien procent vrouwelijke hoogleraren. Met RISE bouwen we aan een werkomgeving waarbinnen vrouwelijke onderzoekers zich kunnen ontwikkelen. Daarnaast proberen we de zichtbaarheid van vrouwelijke topwetenschappers te vergroten en onderstrepen we de noodzaak van gendergelijkheid in wetenschappelijke maatstaven.”
Volg je hart
“Doe vooral wat je leuk vindt, ga er dan voor en laat je niet afleiden”, zegt Walvoort. “Houd je van iets maken, puzzelen en onderzoeken? Dan moet je bij de chemie zijn. Bovendien is het een sector die vooruitgaat en een belangrijke rol kan spelen bij het oplossen van grote maatschappelijk vraagstukken zoals verduurzaming”, vult Vijver aan. “Er zijn genoeg vrouwen binnen de chemie, we moeten ons alleen nog meer laten zien. Schroom niet om de verbinding met andere vrouwen op te zoeken en in te zetten, zij kunnen je helpen”, besluit Tromp.