Van Afghaanse Palau naar een boterham met pindakaas
Tekst: Ingeborg Abendanon
Zoals in elke sector gaat het ook in de chemie om de mensen. Zij bedenken producten, bedienen machines en sluiten contracten. Sommigen hebben een lang gevecht achter de rug. CM presenteert een aantal van die inspirerende verhalen. Narges Meraj, ooit gevlucht uit Afghanistan en nu als contract specialist werkzaam bij LyondellBasell, bijt het spits af.
Na een lange en soms barre tocht die op haar tweede begon, kwam Narges Meraj samen met haar ouders en oudere broer in 2000 als vluchteling naar Nederland. Ze was toen negen jaar. Het gezin kwam ergens in het midden van het land terecht, want Ter Apel, zoals we dat nu kennen, was er nog niet. Narges is naar de havo gegaan en studeerde daarna internationaal recht. Na een aantal jaren bij Aramco, maakte ze drie jaar geleden de overstap naar LyondellBasell, waar ze zich als contract specialist bezighoudt met het opstellen van contracten voor de in- en verkoop van chemische producten.
Kun je iets vertellen over die barre tocht?
In 1979 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. Die inval was bedoeld om de communistische pro-Sovjet-regering te installeren. Deze bezetting duurde bijna tien jaar. Daarna brak er een burgeroorlog uit en in die periode zijn veel mensen gevlucht naar buurlanden. Ook mijn ouders hebben uiteindelijk de keus gemaakt om Afghanistan te verlaten.
We hebben kort in Pakistan gewoond, daar gingen in die tijd veel vluchtelingen naartoe. De omstandigheden waren er zwaar en hulp van buitenaf was er niet of nauwelijks. In die tijd kwam er ook bijna geen informatie naar buiten over de omstandigheden van vluchtelingen, er waren geen mobiele telefoons en sociale media. We woonden in een kamer zonder water, elektriciteit en gas en mijn moeder kookte op hout. Na een jaar zijn we opnieuw gevlucht en kwamen we terecht in Moskou, mede omdat mijn vader daar had gestudeerd. Ik ging er naar school en spreek nog een beetje Russisch. Maar de politieke situatie in Rusland was heel instabiel, en mijn vader kreeg door zijn getinte uiterlijk meer dan eens te maken met racisme. Hij is om die reden verschillende keren opgepakt door de politie. Dat heeft hem ertoe gedreven om naar Nederland te gaan, waar een deel van zijn familie al woonde.
Onze vlucht met ‘hulp’ van mensensmokkelaars heeft twee maanden geduurd en ging via Wit-Rusland, Hongarije, Polen en Duitsland. Smokkelaars brengen je tegen betaling van plek naar plek. Je bent in feite overgeleverd aan de maffia. We moesten ergens in het donker met een boot over het water en de smokkelaars wilden ons gezin uit elkaar halen. Mijn moeder verzette zich daar tegen en werd bijna vermoord. Wat ik me ook nog herinner is dat we, ik denk dat het in Hongarije was, met dertig mensen in een huis gezet werden. Een emmer was ons toilet en eten kregen we in rantsoenen. De buren hadden echter al snel door dat er veel mensen in het huis zaten en belden de politie. Die deed een inval. Mannen met automatische geweren stormden binnen en namen ons mee. We zaten een nacht in de cel en werden de volgende dag vrijgelaten met een visum voor een week. ‘Waar jullie naar toe gaan maakt ons niet uit, zolang je het land maar verlaat.’ We waren op onszelf aangewezen, want de smokkelaars waren ook opgepakt. Een zigeunerfamilie heeft ons die week onderdak gegeven, maar veel vluchtelingen brachten de nachten buiten door. Wij hadden vervolgens het geluk dat een oom uit Nederland geld stuurde om verder te kunnen reizen.

In hoeverre bepaalt jouw geschiedenis jouw leven nu?
Het heeft mij heel erg gevormd en resilient gemaakt. Het heeft mij de vaardigheden gegeven om tegenslagen en veranderingen in het leven aan te kunnen. Als ik de omstandigheden hier in Nederland vergelijk met hoe het was in mijn jeugd, zie ik hele grote verschillen. Ik heb in Nederland vijfenhalf jaar in een asielzoekerscentrum gewoond. Daar word je in één klap volwassen. Je bent ineens tolk voor je ouders, omdat kinderen een taal sneller oppikken. Je krijgt veel verantwoordelijkheden op je schouders, maar het heeft me ook weerbaar gemaakt
Voel je je nog verbonden met je geboorteland?
Ja, en dat komt vooral doordat mijn moeder ons een Afghaanse opvoeding heeft gegeven. We spreken thuis onze eigen taal: Dari (een dialect van het Perzisch dat door een kwart van de Afghanen wordt gesproken, red.). We zijn opgegroeid met de Afghaanse cultuur, de tradities, het eten en de muziek. We vieren Eid, het Suikerfeest, een van de twee belangrijkste feestdagen in de islam. En mijn moeder vertelde vaak nostalgische verhalen over het land van voor de Sovjetinval, over haar studie pedagogiek en haar professionele carrière. Niet alles tijdens de monarchie daarvoor was goed. Veel Afghanen waren arm en analfabeet. Maar het was nog altijd beter dan na de invasie en in het huidige Afghanistan.
Zou je terug willen?
Als er geen oorlog zou zijn, zou het best een serieuze optie zijn. Aan de andere kant: ik word daar niet meer gezien als Afghaanse. Voor hen ben ik een ‘Westerse’. Terwijl ik hier ook weer niet helemaal een ‘Nederlandse’ ben. Ik woon hier al 22 jaar, heb een Nederlands paspoort, heb hier gestudeerd en een baan gevonden. Om het heel cliché te zeggen: ik betaal hier belasting. Maar ik heb hier alleen een plek als ik het goed doe. Zodra ik een fout maak, word ik weer weggezet als ‘een buitenlander’. Een migrant, een gelukszoeker, een vluchteling. Mensen zijn niet altijd in staat om dezelfde objectieve criteria toe te passen op vergelijkbare situaties.
Heb je nog veel contact met je familie daar?
Er woont nog veel familie in Afghanistan, maar het is lastig om contact met ze te houden. In het land is veel gedaan, maar weinig bereikt. Afvalverwerking, watervoorziening, elektriciteit, gas; dat soort basisvoorzieningen zijn niet altijd voor iedereen toegankelijk. En het is emotioneel ook moeilijk. Ik weet onder welke omstandigheden zij daar leven en voel mij machteloos op afstand. Veel Afghanen hebben er toen voor gekozen om daar te blijven en terug te vechten. Mijn moeder heeft ook heel lang geroepen: ‘ik blijf hier tot mijn dood. Dit is mijn land en hier liggen mijn voorvaderen’. Totdat je de bommen ziet vallen en beseft: ik moet mijn kinderen beschermen.
Je hebt zelf net een dochter gekregen, sta je er dan extra bij stil dat jouw roots ergens anders liggen? Wat geef je haar mee?
Mijn man is in Nederland geboren. Hij noemt zich een Rotterdammer, en heeft een Turkse achtergrond. Het wordt dus een mengelmoes van Afghaans, Turks en Nederlands. Onze taak als ouders is ervoor te zorgen dat we haar vaardigheden geven waarmee ze later zelf haar eigen pad kan vinden. Ik moet mijn Afghaanse cultuur aan haar geven en mijn man zijn Turkse, zodat ze weet waar haar wortels liggen. Ze groeit in Nederland op, maar met ouders die hun roots ergens anders hebben liggen. Het is belangrijk om dat mee te geven, zodat ze zal weten waar ze vandaan komt. En ik wil dat ze weet dat ze, anders dan ik, een thuis heeft.
Op je LinkedIn-profiel heb je onder je naam ‘Applying my right to free speech’ gezet. Waarom?
Dat is een beetje met een cynische knipoog. Ik ben heel direct. Best Nederlands zou je zeggen, maar sommige mensen voelen zich aangesproken door de dingen die ik zeg en hoe ik het zeg. Ik ben heel uitgesproken over wat er gebeurt in deze wereld en probeer de juridische kant te laten zien wanneer men basismensenrechten niet erkent. Dat vindt niet iedereen leuk en ik word vaak als minderwaardig gezien door het stempel dat ik krijg: de vluchteling, de islamitische vrouw.
Zou je daar iets mee willen doen, bijvoorbeeld in de politiek?
Misschien ooit. Een van mijn initiële doelen was om met mijn studie internationaal recht voor de Verenigde Naties te gaan werken. Totdat ik erachter kwam hoe het in de praktijk werkt. Niet al het geld komt terecht bij de mensen die het echt nodig hebben. Ik stel hoge eisen aan mezelf en wil resultaten bereiken. Voor de politiek moet je toch vaak een lange adem hebben.
Wat vind je leuk aan Nederland?
Pindakaas. Nee, even serieus. Nederland heeft zoveel mooie kanten, en Nederlanders hebben zoveel mooie eigenschappen. Ik ben heel veel goede mensen tegengekomen op mijn pad, tijdens mijn studie en ook nu in mijn werk. Al zie ik wel dat men steeds individualistischer wordt en dat de discussies, bijvoorbeeld over het asielbeleid, verharden. Vluchtelingen zijn niet verantwoordelijk voor dingen die misgaan in Nederland. Ik ben bang dat de mooie dingen steeds meer overschaduwd gaan worden en daar maak ik me best zorgen over. Voor mij draait het allemaal om acceptatie. Accepteer dat mensen verschillend zijn en dat elk mens telt en waarde heeft. Diversiteit, inclusiviteit. Allemaal mooi, maar doe het in de praktijk dan ook. Pas als je iemand kunt zien als mens, kun je verandering tot stand brengen.
Narges over haar baan bij LyondellBasell
Ik ben eigenlijk per toeval in de chemie gaan werken, maar heb het geweldig naar mijn zin bij LyondellBasell. Ik werk in een echt ‘go get them’-team met inspirerende collega’s. En ik mag dan heel uitgesproken en soms koppig zijn, ik vind het echt een grote eer dat zij mij iets willen leren.
Gekke gewoonte in Nederland?
Daar moet ik even over nadenken, ja misschien toch die spreekwoordelijke trommel met koekjes die meteen weer dichtgaat. En dat sommige mensen hun schoenen niet uit doen in huis.
Mooiste herinnering aan Afghanistan?
De geur van verse moerbeien, die roze-paarsachtige. De zachte geur, die smaak, het water loopt me in de mond als ik eraan denk.
Echt Nederlands ben ik omdat?
Ik denk dat ik heel goed geïntegreerd ben met de pindakaas en het broodje jong belegen. En zelfspot, die Nederlandse humor past wel bij mij.
Dit zal altijd bij mijn Afghaanse roots horen?
Afghaanse rijst, al komt het eigenlijk uit India en Pakistan. Het is rijst met een lange korrel die je eerst kookt en daarna stoomt. Een typisch Afghaans rijstrecept is Palau met gedroogd vlees, wortels en rozijnen.