Tuur Elzinga, voorzitter FNV: “Als je het aan de markt overlaat, houd je geen maakindustrie over”
Tekst: Igor Znidarsic
De werkgevers en de vakbonden kunnen in de strijd om de arbeidsvoorwaarden nogal eens tegenover elkaar staan. De een kijkt immers vooral naar het bedrijfsbelang, waar de ander het werknemersbelang voorop stelt. “Toch zijn er ook heel veel gedeelde belangen”, zegt Tuur Elzinga, sinds maart 2021 voorzitter van de FNV, met bijna één miljoen leden de grootste vakbond van Nederland. “Waarom zijn wij er zo op gebrand dat mensen aan het einde van de maand hun rekeningen kunnen betalen? Juist als mensen zich over dat soort zaken niet meer elke dag zorgen hoeven te maken, kunnen we met vereende krachten de grote uitdagingen van de transities te lijf gaan. Dat zijn maatschappelijke opgaven waar we als samenleving samen de schouders onder zouden moeten zetten. Samen sta je altijd sterker.”
In hoeverre kunnen de industrie en de FNV hierin samen optrekken?
Tuur Elzinga: “In allerlei bedrijven zijn wij heel graag bereid om over de noodzakelijke verduurzaming na te denken en om samen stappen te zetten. Maar mensen hebben daar geen ruimte voor in hun hoofd als ze zich zorgen maken of ze aan het eind van de maand hun kinderen nog wel zonder honger naar school kunnen sturen. Daarom moet eerst de koopkracht veilig zijn, moeten mensen een fatsoenlijk contract hebben, met de zekerheid dat ze ook volgende maand nog werk hebben, en dat hun loon meegroeit met de prijzen. Als die basis op orde is, willen mensen graag nadenken over hoe ze de kwaliteit van het werk en het imago van hun werkgever nog verder kunnen verbeteren. Dan kunnen ze ook met trots op een verjaardagsfeestje vertellen waar ze werken en hoe mooi dat is.”
Dan moet je nog wel werk hebben. Vanwege de hoge energieprijzen en de Inflation Reduction Act van Biden wordt investeren in Europa minder aantrekkelijk, ook voor de chemie. Deelt de FNV de zorgen hierover met de VNCI?
“Over het algemeen vind ik dat we voor de toekomst en voor de robuustheid voor onze economie verschillende soorten industrieën moeten weten te behouden en aan Nederland moeten weten te binden, met name de maakindustrie. Daar moeten we zuinig op zijn. Maar tegelijkertijd moet er veel veranderen uit het oogpunt van verduurzaming. Ja, de energieprijzen zijn hoog, maar tegelijkertijd denk ik: houd er maar vast rekening mee. Je kan wel naar een land vertrekken waar zwaar gesubsidieerd wordt en de energieprijzen lager zijn, maar uiteindelijk zal de hele wereld de transitie naar een CO2-neutrale en circulaire economie moeten maken. Ik denk dat veel bedrijven bij het investeringsklimaat te nauw kijken: naar het belastingregime, naar de directe kosten. Maar intussen staat Nederland nog steeds heel hoog in de lijstjes van landen met een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het gaat bij het investeringsklimaat vooral om de vraag in wat voor land je wilt wonen en werken. Dat betekent dat je bereid moet zijn om te investeren in de brede welvaart, inclusief een duurzame samenleving, duurzame productie, goeie zorg, goed onderwijs.”
De Nederlandse chemische industrie wil verduurzamen, maar moet ook overleven. Als dat laatste niet lukt valt er weinig te verduurzamen.
“De productie verplaatsen naar andere landen vind ik te kortzichtig. Je kijkt dan alleen naar de korte termijn en dan ben je niet duurzaam bezig. Je zult de omschakeling toch moeten maken. Dan kan je het beste voorop lopen en nu investeren, dat is ook economisch het verstandigst, want dan heb je de meeste kans dat je straks ook een mooie boterham verdient. En er is geld genoeg. Er wordt ontzettend veel winst gemaakt door bedrijven. Zeker in Nederland hebben ze behoorlijk wat vet op de botten. Die winst is heel beperkt gedeeld met de werkenden, die koopkracht hebben ingeleverd.”
Wat zou de rol van de overheid hierbij moeten zijn?
“Bij een crisis moet je met elkaar een plan maken: hoe komen we de winter door. Dat geldt voor burgers, en ook voor bedrijven. Maar dan moet er wel een visie zijn. De politiek vindt een visie helaas iets waar je voor naar de oogarts moet en laat alles aan de markt over. Maar als je het aan de markt overlaat, houd je uiteindelijk geen maakindustrie meer over, want die zoekt dan de goedkoopste plek. Dan blijft er hier alleen hoogwaardige dienstverlening over en worden we een soort Singapore aan de Noordzee, en daardoor uitermate kwetsbaar. Dat hebben we gezien tijdens corona, toen er ineens aan van alles een tekort was. Je moet een visie hebben over hoe je nu en in de toekomst een robuuste economie hebt, hoe je niet alleen nu maar ook over dertig jaar een goede boterham verdient. Het heeft geen enkele zin om hier industrietakken te sluiten die nu misschien minder duurzaam zijn. Laten we ze verduurzamen, dat is de enige weg. Zo kunnen we de maakindustrie hier houden. Die is onmisbaar voor het functioneren van de maatschappij. Alles komt er vandaan: halffabricaten die cruciaal zijn voor heel veel ketens, medicijnen, medische hulpmiddelen, voedsel, noem maar op.”
Veel bedrijven willen vaart maken met de transitie, maar stuiten op trage ambtelijke molens. Hoe brengen we die in beweging?
“De overheid zit in een uitvoeringscrisis, het gevolg van visieloos beleid dat jarenlang vooral financieel gestuurd is. Essentiële diensten zijn kapot bezuinigd. Men kan niet meer adequaat antwoorden op de vragen uit de maatschappij. Maar soms is ook de industrie een remmende factor. Zeker nu er een arbeidstekort is zouden bedrijven moeten investeren in mensen, hen een duurzaam en aantrekkelijk perspectief moeten bieden.”
Hoe lossen we het tekort aan technici op, die nodig zijn voor de transitie?
“Ook hier zou een visie helpen, een visie over in wat voor land we straks, over twintig, dertig jaar willen leven. Dan kunnen mensen ook beter hun toekomst plannen, aan de hand van de opleiding die ze kiezen. Het goede nieuws is trouwens dat er een herwaardering gaande is van mbo-beroepen, van vakmensen.”
Is arbeidsmigratie een – deel van de – oplossing?
“Wij zijn er niet zomaar voor om mensen uit derde landen te halen. Er staan in Europa en in Nederland nog een hoop mensen langs de kant. Daar kun je nog wel wat in investeren. Het gaat om het scheppen van duurzame relaties. De SER (waarin werkgevers, werknemers en onafhankelijke deskundigen de politiek adviseren over sociaaleconomische vraagstukken – red.) heeft afgelopen jaar geadviseerd om te stoppen met de veel te flexibele constructies in een aantal sectoren waar de werkgelegenheid vooral draait op uitzendconstructies met vaak mensen uit Oost-Europa of zelfs van buiten EU en lage betaling. Dat voegt voor de samenleving economisch relatief weinig toe. Je kan veel beter mensen helpen om in sectoren zoals de industrie en het onderwijs waarde toe te voegen. Ik vind het iets te makkelijk om te zeggen: de economie moet maximaal draaien, dus laten we nog een blik goedkope arbeid uit een ver land halen. Dat is geredeneerd vanuit de economie en niet vanuit de mensen. De economie moet ten dienste staan van de mensen en niet andersom. Ja, het is vervelend als je even moet wachten in de horeca of moet staan in de trein, maar dat zijn luxeproblemen. Het feit dat momenteel bijna iedereen die dat wil werk kan vinden is toch de ideale situatie? Werknemers kunnen nu ook eisen stellen en betere lonen vragen. Uiteindelijk is dat ook voor de maatschappij beter. Niet alleen wij als vakbeweging zeggen dat de lonen omhoog moeten maar ook het Centraal Planbureau, de EU, de OESO en de Nederlandsche Bank.”
De industrie, en met name de multinationals, heeft een negatief imago. Hoe het vertrouwen herstellen?
“Als een bedrijf profiteert van alles wat hier maatschappelijk geïnvesteerd wordt, in goed onderwijs, in goede infrastructuur, in een prettig land om in te wonen en te werken, en vervolgens via allerlei belastingontwijkende constructies daar zo min mogelijk aan meebetaalt, zeg ik: sodemieter snel op. Maar als je wel eerlijk wilt meebetalen en zo snel mogelijk wilt verduurzamen, dan willen wij daar graag samen onze schouders onder zetten. Dat hebben we bijvoorbeeld gedaan bij Tata Steel, waar alle stakeholders zich nu eigenaar voelen van de plannen, ook de werknemers. Doe het samen met de mensen, want daar zit de kennis. Helaas zie ik nog te vaak dat een werkgever een deskundige van buiten binnenhaalt om een mooi plan te maken over duurzamere bedrijfsvoering, maar dat totaal niet op draagvlak van de werkvloer kan rekenen.”
Mis je een heldere industriepolitiek in Nederland?
“Ja, heel erg. Maar daarvoor is er momenteel nog te veel tegenstelling. Er is veel meer verdiend dan de mensen aan koopkracht zijn kwijtgeraakt. Aan dit front is eerst rust nodig. Dan pas kun je kijken naar duurzame banen en hoe we morgen de koek met elkaar gaan verdienen. En daar kun je dan samen, werkgevers en werknemers, goeie plannen over maken. Wij hebben bij de SER aangegeven die discussie over hoe de industrie er over dertig jaar uit moet zien, aan te willen gaan. Als de politiek niet met een visie komt moet er vanuit de polder maar een voorzet komen. Daarvoor heb ik wel een aantal randvoorwaarden. Geld is niet schaars, wat echt schaars is zijn grondstoffen en vooral mensen. Daarom moeten we investeren in duurzame, circulaire productie en in duurzame arbeidsrelaties.”
Klopt het dat de FNV vorig jaar een sociaal akkoord tegenhield?
“Wij zijn voor het poldermodel en voor afspraken en brede samenwerking met alle partijen. Maar het is een misvatting dat er vorig jaar rond de zomer bijna een sociaal akkoord, een polderakkoord, was gesloten en dat wij daarin dwars lagen. Daar is geen sprake van geweest en dit is een fabel die door de werkgevers de wereld in werd gestuurd. Er zijn in werkelijkheid nooit serieuze gesprekken geweest.”
In Born bezetten milieuactivisten vorig jaar een stuk Sterrenbos om uitbreiding van Nedcar tegen te houden. Hier botsten werkgelegenheid en milieu.
“We hebben binnen de FNV een steeds actiever klimaatnetwerk, omdat onze leden de noodzaak van verandering zien. Ik snap de actievoerders, en ik snap ook de leden die zeggen: dit gaat om onze banen. Maar ik vind het zonde dat men meteen tot actie is overgegaan zonder eerst het gesprek te voeren. Want dan kun je kijken naar de gezamenlijke belangen. De leden die in de fabriek werken willen dat die er over dertig jaar nog steeds staat, en dat kan alleen als het een duurzame fabriek is.”
Na het vwo op Texel ging Tuur Elzinga natuur- en sterrenkunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Daar kwam hij erachter dat hoe mensen zich onderling verhouden hem veel meer interesseerde. “Dat was een veel uitdagender puzzel dan de voorspelbare wereld van de dode materie. Ik zag veel rijke mensen en tegelijkertijd zag ik mensen op straat slapen en vroeg me af: hoe komt dat?” Hij switchte over naar politicologie en raakte betrokken bij de sociale strijd. Hij ging werken in Den Haag, zat negen jaar voor de SP in de Eerste Kamer, en was daarnaast actief bij de vakbond. In 2012 stond hij als ‘kwartiermaker’ aan de basis van de omvorming van de FNV tot een vernieuwde beweging met sterke, herkenbare sectoren, een direct door de leden gekozen voorzitter en een ledenparlement. In 2017 kwam hij in het dagelijks bestuur en werd na een vicevoorzitterschap in maart 2021 gekozen tot voorzitter.
Foto: ANP