Tjark Tjin-A-Tsoi, CEO TNO: “We geven structureel te weinig uit aan R&D”

Alleen met een sterke industrie, gericht op high end-producten, kan Nederland de mondiale concurrentie aan en zorgen voor de sterke economie die nodig is voor een brede welvaart. Innovatie is daarvoor de sleutel. Maar de investeringen daarin zijn onder de maat, aldus TNO.

Tekst: Igor Znidarsic
Beeld: TNO
Gepubliceerd: 20.12.2023

Door stevige internationale concurrentie dreigt Nederland op het gebied van R&D terrein te verliezen. Dit verontrustende nieuws is afkomstig van TNO en staat in de publicatie ‘De toekomst van de Nederlandse industrie’. “Nederland produceert geen commodities en heeft een kleine interne markt”, zegt Tjark Tjin-A-Tsoi, CEO van TNO.

“Onze kracht ligt in de high end, in complexe kennisintensieve producten. Daarvoor moet innovatie een intrinsiek onderdeel uitmaken van het bedrijfsmodel. Toch wordt er in Nederland structureel te weinig uitgegeven aan research and development. Het streven is drie procent van het bruto binnenlands product, maar dat halen we al jaren niet. We zitten nu op 2,3 procent.” Dat is in andere landen wel anders, weet hij: Japan: 3,5 procent, Korea: 4,5, Amerika: 3,5.

“De chemische industrie staat aan de basis van bijna alles wat je iedere dag gebruikt. Helaas beseffen veel mensen dat niet.”

“Daar komt bij dat we concurreren met veel grotere economieën. China bijvoorbeeld heeft een gigantisch achterland en kan zowel groot zijn in manufacturing als in high end. Zo kunnen ze heel veel naar zich toe trekken. Ze hebben bijvoorbeeld de markt van zonnecellen naar zich toe getrokken en zijn daarin nu dominant. Dat willen ze nu ook doen met de automarkt. En dan bezitten ze ook nog een groot deel van de grondstoffen. Als wij daar iets tegenover willen zetten, moeten we flink aan de bak in de kennisintensieve, hoog innovatieve sectoren. En dat vereist zwaar inzetten op kennis en innovatie. En juist op dat vlak lopen we achter. Dat is een fundamentele bedreiging van de toekomst van het Nederlandse verdienvermogen en onze brede welvaart.”

Hoe is die achterstand te verklaren?

“De grensverleggende innovatie, de disruptive innovation, komt bijna altijd voort uit nieuwe bedrijven, uit startups. Dat betekent dat je een klimaat moet creëren waarin startups kunnen gedijen. Dat er kapitaal beschikbaar is, maar ook dat die startups kunnen doorgroeien naar scale-ups. We hebben in Nederland best wel een dynamische start-up-sector gecreëerd, maar het percentage startups dat doorgroeit naar nieuwe internationale winnaars blijft sterk achter. Het blijven vaak startups. De oorzaken hiervoor zijn nog niet helemaal duidelijk. Deels is het de financiering, maar het heeft waarschijnlijk ook iets te maken met het ondernemersklimaat. Ondernemen zat niet echt in de cultuur van de Nederlandse hoog opgeleide professional. Heel lang gingen afgestudeerden ervanuit dat ze bij een groot Nederlands bedrijf, zoals Shell of Philips, in dienst zouden treden. Die mentaliteit ijlt nog steeds een beetje na. We moeten er met z’n allen over nadenken wat we daaraan kunnen doen. Een land als Amerika heeft veel meer een ondernemerscultuur. Van de studenten die daar van de universiteit komen, gaat zo’n zeventig procent ervanuit dat ze een eigen bedrijf gaan starten.”

“Iets anders wat mogelijk een rol speelt is hoe men in Nederland tegen de industrie aankijkt. Omdat veel industrieën zijn gestopt of geoutsourcet naar andere landen, denken velen dat Nederland geen industrieland meer is. Onterecht. Het aandeel van de maakindustrie in onze economie bedraagt 12,5 procent. En als je kijkt naar bedrijven als ASML en VDL, hangen daar honderden andere bedrijven aan vast die samen een ecosysteem vormen. Als je al die toeleveranciers erbij optelt kom je al gauw op twintig procent. Het belang van de industrie is dus enorm. Voor het verdienvermogen, voor de werkgelegenheid, voor innovatie, voor de transities die moeten worden uitgevoerd. En ook voor onze geopolitieke positie. Zonder een sterke industrie heb je geen onderhandelingspositie, ben je niet zo interessant voor andere partijen. Neem zo’n ASML. Die heeft een centrale positie in de chipmarkt en geeft ons land een enorme leverage op internationaal vlak. We zijn voor veel dingen afhankelijk van andere landen, zoals China, en dan is het fijn als de rest van de wereld ook een beetje van ons afhankelijk is.”

Hoe belangrijk is de chemische industrie voor Nederland?

“De chemische industrie staat aan de basis van bijna alles wat je iedere dag gebruikt. Helaas beseffen veel mensen dat niet. Daarom zeggen ze zo makkelijk dat de chemische industrie moet verdwijnen. Maar dan hou je bijna geen producten over. Of dat de chemische industrie weg moet uit Nederland. Voor de klimaatdoelstellingen heeft dat geen enkel positief effect. Integendeel, want de regelgeving is hier toch wat strakker dan in sommige andere landen. Bovendien verlies je dan een enorm belangrijke kennisbasis, want de chemische industrie in Nederland is van een hoog specialistisch niveau. Als je met dat kapitaal niet heel zorgvuldig omgaat, verlies je meer dan je lief is. En dan heb ik het nog niet eens over de werkgelegenheid en het verdienvermogen, want de chemische industrie is qua grootte de derde industrie in Nederland. En daar komt dan nog bij dat de chemie cruciaal is voor de transitie.”

"De chemische industrie in Nederland is van een hoog specialistisch niveau. Als je met dat kapitaal niet heel zorgvuldig omgaat, verlies je meer dan je lief is."

Nederland moet dus meer inzetten op innovatie. Hoe krijgen we dat voor elkaar?

“Om te beginnen is er een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Die moet de randvoorwaarden creëren. Enerzijds betekent dat publiek-private partnerships stimuleren via het beschikbaar stellen van financiële middelen. Maar de overheid kan ook veel dingen doen die de overheid geen geld kosten, en die op termijn misschien zelfs geld opleveren, en dat is prikkels bieden, bijvoorbeeld fiscale prikkels, minder regeldruk, minder congestie.  Voor een beter vestigingsklimaat, zodat bedrijven, met name de grote internationale bedrijven die overal naartoe kunnen, een voordeel zien om juist in Nederland te investeren.”

De laatste Tweede Kamerverkiezingen zijn gewonnen door een partij die heeft gezegd dat er geen geld naar innovatie en klimaat zal gaan. Moeten we ons daarover zorgen maken?

“Wij hebben de verkiezingsprogramma’s gelezen, en het woord ‘innovatie’ staat er bij de PVV inderdaad niet in. Maar als ik naar de programma’s van de partijen kijk die nu aan het onderhandelen zijn voor een coalitie, zie ik wel dat ze allemaal vinden dat Nederland een sterk land moet zijn. En ook zien ze dat een aantal sectoren de komende jaren veel geld gaan kosten, zoals de zorg vanwege de vergrijzing, Waar moet dat geld vandaan komen? Je kan dat alleen opbrengen met een sterke economie. En dat kan maar op één manier: door Nederlandse bedrijven zeer innovatief en internationaal competitief te maken. In dat opzicht zie ik een rechte lijn van een aantal zaken die de partijen willen naar een zeer innovatief Nederlands bedrijfsleven, naar een sterke economie die alle lagen van de bevolking kan meenemen in een brede welvaart.”

In de studie ‘De waarde van de Nederlandse industrie’ stelt TNO dat we moeten investeren in control points. Wat zijn dat?

“Dat kan ik het beste uitleggen met een voorbeeld: de chipindustrie. Chips zijn tussenproducten, die toegepast worden in allerlei consumentenproducten, van auto’s tot strijkijzers. Ze worden grotendeels geproduceerd door TSMC in Taiwan en Samsung in Zuid-Korea. Daarvoor maken die bedrijven gebruik van apparatuur van ASML. Dat zijn zo’n beetje de meest complexe machines ooit gebouwd. Op dit moment kan niemand ze nabouwen, en daarom hebben ze een unieke positie in de waardeketen. Hiermee neemt ASML een control point in, een soort monopoliepositie, niet alleen in de waardeketen van chips, maar in de waardeketens van alle producten waar een chip in zit. Daarmee beheerst ASML tot op zekere hoogte die markten.”

“De chemische industrie in Nederland is van een hoog specialistisch niveau.”

“Zo’n control point ontstaat vanuit innovatie, doordat je een volstrekt unieke technologie creëert die vooruitloopt op alle alternatieven, of doordat je een uniek ecosysteem creëert van bedrijven en kennisinstellingen dat je niet zomaar op een andere plek in de wereld ook kunt creëren. Je weet nooit van tevoren wat een control point gaat worden, je kunt de winners niet kiezen, maar je kunt wel zien of een emerging technology kans maakt een control point te worden.”

“Je kan zo dus als klein land een grote rol spelen in internationale handelsstromen, en daarmee ook duurzame competitieve voordelen behalen en economische kracht, en alle voordelen die daarmee samenhangen.”

Wat is de rol van TNO hierbij?

“Wij zijn op allerlei vlakken bezig. Ook samen met de chemiesector. De primaire focus is momenteel gericht op de materialen- en energietransitie. Wij brengen daar via research en development technologieën voor aan. Het begint met de grondstoffen en de materialen. Die zullen moeten worden hergebruikt. De chemische industrie decarboniseren kan niet, want koolstof zit in heel veel producten die wij dagelijks nodig hebben. Je kan wel toewerken naar circulaire koolstof, via adequate waste management en sluiting van de loop. En je kan meer biomassa inzetten. En overstappen op duurzame energie. Daar zijn allemaal innovaties voor nodig.”

“Wij kunnen daarnaast ook helpen bij de systeemtransitie die nodig is. Je kunt niet aan één knopje draaien en daarmee alles omzetten. De energiestromen, materialenstromen en technische processen moeten allemaal op een heel kritieke manier op elkaar afgestemd zijn. Het moet allemaal simultaan bij elkaar passen in één geheel, en dat is uitermate complex. TNO kan daarbij naast R&D ook helpen om bijvoorbeeld de juiste partij aan tafel te krijgen of door adviezen te geven.”

Wat voor industriepolitiek heeft Nederland nodig om de internationale concurrentie het hoofd te kunnen bieden? Dit als hint richting het komende kabinet.

“We moeten focussen op een bepaald aantal sectoren en control points, met een zeer zware inzet op innovatie en scale-ups. En we moeten ondernemerschap stimuleren, heel sterk. Dat zou ook op scholen veel meer onderdeel van het curriculum moeten worden. En met het wegnemen van onnodige reguleringsbarrières kun je een gunstig vestigingsklimaat creëren voor hightechbedrijven die zich hier willen vestigen. En tot slot moeten allerlei vormen van congestie worden opgelost. Dan heb ik het niet alleen over de congestie op het elektriciteitsnet, maar ook op de wegen en op de huizenmarkt. Je kan wel allerlei knappe koppen hier naartoe halen om de innovatie te stimuleren, maar dan moet je ze ook woonruimte kunnen bieden. Om het gevaar dat Nederland op het gebied van R&D terrein verliest te pareren, zou je ook dit soort zaken voortvarend moeten aanpakken.”


Tjark Tjin-A-Tsoi was eerder CEO van Sanquin en algemeen directeur van het CBS. Ook werkte hij bij het NFI, de Rabobank en bij Ernst & Young en was hij onderzoeker bij Shell. Hij is gepromoveerd in de theoretische natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam.


TNO

De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie. De missie is het genereren van innovatieve oplossingen met aantoonbare impact voor een veilige, gezonde, duurzame en digitale maatschappij en het verdienvermogen van Nederland. Dit realiseert TNO door het uitvoeren van twee kerntaken (rollen): De eerste is het ondersteunen van de overheid bij het uitvoeren van (wettelijke) overheidstaken in het algemene belang. De tweede kerntaak is het bevorderen van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vergroten van de werkgelegenheid.