Pfas: wel of niet bakpapier?

Sinds de uitvinding in 1938 hebben per- en polyfluoralkylstoffen (pfas) ons veel gemak en welzijn gebracht. Dankzij pfas laat onze regenkleding geen water door, bakken onze pannen niet aan en zijn allerlei medische toepassingen mogelijk. Inmiddels zijn er ook nadelen bekend en is er veel discussie over hoe om te gaan met deze stoffen.

Tekst: Igor Znidarsic

“Door de oersterke verbinding tussen het fluor- en het koolstofatoom kun je er mooie producten mee maken”, zegt Jacob de Boer, hoogleraar milieuchemie en toxicologie aan de VU Amsterdam. “Maar het zijn ook producten waar je vanwege hun persistentie bijna nooit meer vanaf komt.”

Zie hier het dilemma van pfas (spreek uit: péfas), een groep van zo’n zesduizend per- en polyfluoralkylverbindingen. De huidige discussie over deze stoffen is volgens De Boer vergelijkbaar met die over eerder toegepaste gehalogeneerde koolwaterstoffen zoals ddt (zie kader). Volgens De Boer kunnen pfas nier- en teelbalkanker veroorzaken en het immuunsysteem schaden. Hij pleit dan ook voor uitfasering, met uitzondering van een aantal stoffen waarbij sprake is van essential use, bijvoorbeeld voor medische toepassingen, zolang de industrie geen alternatief heeft gevonden.

Martijn Katan, biochemicus en hoogleraar voedingsleer aan dezelfde universiteit, concludeerde vorig jaar in NRC echter dat pfas weinig of geen effect hebben op de gezondheid van de mens. Als we iets tegen kanker willen doen kunnen we volgens hem veel beter zonnebanken uitfaseren. Bijna tegelijkertijd verbaasde Majorie van Duursen, hoogleraar toxicologie aan de VU, zich bij de NOS erover dat, hoewel pfas-varianten pfoa en pfos inmiddels in de ban waren gedaan, er ‘nog duizenden stoffen met veelal dezelfde eigenschappen overblijven’, waarvoor ‘nog gewoon vergunningen worden afgegeven’.

Pfas maken een pizzadoos vetafstotend. 

Tegenspreken

Ondertussen valt op de website Waarzitwatin.nl van het ministerie van VWS te lezen dat producten met pfas erin bij normaal gebruik veilig zijn. ‘Dat komt doordat de stoffen meestal vastzitten in het materiaal.’ Zoals bij een pan met een ptfe-antiaanbaklaag. ‘Maar soms zitten ze ook los in een product. Bijvoorbeeld bij brandblusmiddel, ski-wax, waterafstotend impregneermiddel voor textiel of smeermiddel voor fietskettingen.’ De hoeveelheden die hierbij vrijkomen zijn volgens VWS echter zo klein dat we ons geen zorgen hoeven te maken.

De discussie over pfas gaat kortom al enige tijd alle kanten op, waarbij de deskundigen elkaar niet zelden tegenspreken. Een van de redenen hiervoor is dat ze het niet altijd over hetzelfde hebben. Waar de een het alleen heeft over pfos, pfoa en GenX, stoffen die volgens het RIVM toxisch zijn, scheert de ander alle pfas over één kam, terwijl met name de fluorpolymeren zoals ptfe volgens Chemours absoluut veilig zijn en er over de stofeigenschappen van het gros van de andere pfas nog weinig tot niets bekend is. “Dat maakt de discussie nogal ondoorzichtig”, zegt Manon Bloemer, directeur van de VNCI. “De gemiddelde consument weet nu nog steeds niet of hij wel of niet bakpapier kan blijven gebruiken.” Bloemer wil de discussie op een evenwichtige manier voeren. “Omdat we veel nog niet weten moeten we wel voorzichtig zijn, maar we moeten ons ook niet door angst laten regeren.”

Pacemakers

Pfas zijn niet voor niets zo’n enorm succes geworden. In 1938 maakte een chemicus van het Amerikaanse DuPont per abuis het polymeer polytetrafluoretheen (ptfe), dat bijzondere eigenschappen bleek te hebben. Het was water-, vuil- en olieafstotend, kon goed tegen hitte en werd niet makkelijk aangetast door andere chemische stoffen. DuPont verkocht ptfe onder de merknaam Teflon. Later maakten vele producenten variaties op ptfe, zoals fep, pfa en efte. Deze fluorpolymeren worden vanaf de jaren vijftig massaal toegepast. Naast de bekende toepassing als antiaanbaklaag in pannen zijn ze essentieel voor het goed functioneren van dagelijkse producten zoals auto’s (onder andere slangen), elektronica (computers, smartphones) en zonnepanelen en zijn ze onmisbaar in veel industrieën en in de gezondheidszorg (pacemakers, katheters, hechtdraad, kunstmatige bloedvaten). Pfas zijn daarnaast veel gebruikt in het vuil- en waterafstotend maken van regen- en buitensportkleding, papier met een afstotende coating, zoals bakpapier en pizzadozen, cosmetica, flosdraad, meubels en tapijt. Binnen de grote verzameling van circa zesduizend pfas valt ook de groep non-polymeren zoals pfoa en pfos. Na een brand op een Amerikaans vliegdekschip in 1967, waarbij 130 mensen omkwamen, werd blusschuim met pfos ontwikkeld, effectief tegen branden met licht ontvlambare stoffen.

“We moeten de voor- en nadelen van pfas goed tegen elkaar afwegen”, zegt Bloemer. “Ze worden gebruikt bij de productie van heel veel nuttige producten, die ons veel gemak en welzijn hebben gebracht. Als blijkt dat er gezondheidsrisico’s aan kleven, moeten ze uiteraard worden verboden of streng genormeerd, zoals nu gebeurd is met pfos, pfoa en GenX.” Over de overige pfas kunnen we volgens Bloemer nog weinig concreets zeggen, simpelweg omdat er nog zo weinig over bekend is. De stoffen worden bovendien niet in Nederland geproduceerd en komen door import ons land binnen. Het is niet altijd duidelijk welke producten pfas bevatten en welke niet.

Essentieel

Volgens Annemarie van Wezel, professor milieu-ecologie aan de Universiteit van Amsterdam, is nog maar een beperkt deel van alle pfas binnen REACH geregistreerd. Het gaat om 107 van de duizenden stoffen. De andere pfas – met uitzondering van de circa duizend mengsels of polymeren – zouden volgens haar niet in grotere volumes in de EU gemaakt, verhandeld, toegepast of gebruikt mogen worden. Daarnaast zou de toelating beperkt kunnen worden tot ‘essentiële stof- en toepassingscombinaties’. Voor wat essentieel gebruik is verwijst zij naar het Montreal Protocol, een internationaal verdrag uit 1987 om de ozonlaag te beschermen. Daarin wordt gesteld: ‘The two elements of an essential use are that a use is “necessary for health, safety or is critical for the functioning of society” and that “there are no available technically and economically feasible alternatives”.’

Als voorbeeld van essential use van pfas worden vaak medische toepassingen zoals bloedzakken genoemd, waar vooralsnog geen alternatief zonder pfas voor zou bestaan. Over andere toepassingen zal de komende tijd ongetwijfeld een discussie losbarsten. “We moeten goed gaan nadenken over essential use”, zegt Bloemer. “Zijn bijvoorbeeld smartphones onmisbaar voor het functioneren van de samenleving? Ik heb drie pubers thuis, ik denk dat die het antwoord wel weten.”

Politiek heeft het laatste woord

Eind vorig jaar maakte minister Van Veldhoven van Milieu en Wonen tijdens de milieuraad in Brussel bekend een procedure te beginnen om toepassing van pfas in de EU aan banden te leggen. Dit jaar zal Nederland een ‘restrictievoorstel’ indienen bij het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). Dat komt vervolgens met een definitie van te verbieden stoffen en uitzonderingsgronden voor stoffen waarvoor geen alternatief is. De Europese Commissie besluit vervolgens over een voorstel voor een verbod, waarover de lidstaten en het Europees Parlement het laatste woord hebben.


Dark Waters

Bij de productie van Teflon bij DuPont in het Amerikaanse Parkersburg en bij DuPont in Dordrecht (de locaties vallen sinds 2015 onder Chemours) is de stof pfoa (C8) als hulpstof gebruikt. Volgens de recente documentaire The Devil We Know en de speelfilm Dark Waters, deze maand in Nederland in première, zijn in Parkersburg vanwege lozingen van pfoa mensen ziek geworden en heeft DuPont voor 670 miljoen dollar geschikt. Ook in Dordrecht loosde DuPont jarenlang pfoa, overigens met vergunning, evenals het Helmondse bedrijf Custom Powders. Toen de gezondheidsrisico’s van pfoa bekend werden, schakelde DuPont in Dordrecht in 2012 (vergund) over op GenX. Afgelopen zomer heeft de Europese overheid de stof gelabeld als een substance of very high concern. Daardoor is de stof ook in Nederland een ‘zeer zorgwekkende stof’ en geldt er een verplichting om emissies te minimaliseren. Chemours in Dordrecht is bezig de uitstoot van GenX terug te dringen, met als doel een reductie van minimaal 99 procent voor het eind van 2020. Ook produceert het bedrijf inmiddels de biobased en fluorvrije Teflon EcoElite, waarmee textiel water- en vuilafstotend gemaakt kan worden.


Ddt: van Nobelprijs tot (bijna) verbod

Dichloordifenyltrichloorethaan (ddt), in 1948 goed voor de Nobelprijs, is het meest effectieve middel tegen de malariamug geweest en heeft tientallen miljoenen mensenlevens gered. Dankzij ddt verdween malaria uit de VS, Europa, Rusland, Japan, Australië en delen van Zuid-Amerika en grotendeels uit India. Het middel was ook zeer effectief tegen muggen die de gele koorts en knokkelkoorts veroorzaken en tegen katoen- en aardappelkevers. Dankzij ddt werden VS en Europa in een korte tijd verlost van dodelijke ziektes als de pest en vlektyfus. Vanaf de ontdekking werd het wondermiddel dan ook in enorme hoeveelheden geproduceerd. Tot in 1962 het boek Silent Spring uitkwam. Ddt stapelde zich volgens de schrijfster via de voedselketen op in dieren en mensen en was verantwoordelijk voor onder meer genetische defecten en kanker en het uitsterven van dieren. Ddt belandde in de verdomhoek. Inmiddels mag ddt weer op beperkte schaal binnenshuis worden gebruikt in  enkele Afrikaanse landen.