Nienke Homan: 'Hetkanwel' is jarenlang mijn hashtag geweest
Tekst: Igor Znidarsic
Gepubliceerd: 17.05.2023
Nienke Homan volgde op 1 mei Paul de Krom op als voorzitter van de Koninklijke VNCI. Als gedeputeerde voor GroenLinks van de provincie Groningen leverde zij een belangrijke bijdrage aan de opbouw van de waterstofeconomie en een nieuw perspectief voor Groningen. Zij richtte zich daarbij als bestuurder onder andere op klimaat, energietransitie en water, altijd vanuit de samenwerking tussen industrie, kennisinstellingen en overheden. Na haar politieke loopbaan werd zij onder andere bestuurslid van de Green Hydrogen Organisation.
Nadat bekend was geworden dat zij voorzitter werd van de VNCI, klonk uit diverse hoeken verbazing. Sommige media suggereerden dat zij tot ‘de vijand’ was toegetreden. Zelf heeft ze weinig op met dit soort zwart-witte, polariserende gedachten. “Ik heb geen moment getwijfeld toen ik hiervoor werd gevraagd. Ik kom uit de hoek van de zorg en welzijn en had altijd een liefde voor natuur en milieu: een mooie combinatie. De laatste tijd is CO2 hierbij het grote maatschappelijke issue en daarbij de vraag hoe we het een beetje duurzaam en leefbaar houden. In Groningen had ik de portefeuille Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) – milieu, in de volksmond – en energietransitie, en had dus veel met de industrie te maken. Ik zag dat die een grote bijdrage leverde aan de CO2-uitstoot en dat daar dus ook de oplossing ligt: door te zorgen dat er genoeg duurzame energie is, dat de infrastructuur beschikbaar is, en de grondstoffen. Vanuit dat perspectief is de stap naar de industrie voor mij heel logisch.”
Hoe reageerde je directe omgeving, je kinderen bijvoorbeeld?
“Wij voerden thuis aan tafel altijd al gesprekken over waar materialen van gemaakt zijn en over praktische oplossingen voor een groenere manier van leven, zo dat het ondertussen ook nog een beetje leuk blijft. Mijn kinderen weten dus niet beter. Daarbij zijn wij Groningers. Ik ben vrij nuchter, pragmatisch, en mijn gezin ook. We doen op milieugebied ook wat we kunnen. Omdat ik al veel vlieg voor mijn werk, zijn we afgelopen jaar met de trein naar Zwitserland op vakantie geweest. Of we gaan naar de Waddeneilanden, of naar Zweden met onze elektrische auto.”
Je bent op 1 mei officieel begonnen bij de VNCI. Wat heb je als eerste gedaan?
“Met het bestuur en met VNCI-medewerkers gesproken en meteen ook begonnen met werkbezoeken aan lidbedrijven. Om zo een beeld te krijgen van de belangrijkste topics. Er is veel te doen over de industrie, en voor mij is het belangrijk om de buitenwereld te kunnen uitleggen wat het pad is en hoe we dat samen kunnen bewandelen. Het doel is een CO2-neutrale, circulaire economie, en het pad daar naartoe moeten we als industrie, overheid en consument gezamenlijk bewandelen, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. De tijd van veel praten en naar elkaar kijken is voorbij. Wat er in het Klimaatakkoord op papier staat is heel interessant, maar het belangrijkste is dat de knop nu om is. Daar zijn we helaas vele jaren mee kwijtgeraakt. Daarom hebben we nu nog maar weinig tijd voor de eindsprint. In mijn rol als voorzitter van de VNCI, die een branche vertegenwoordigt die cruciaal is voor de transitie, wil ik een bijdrage leveren aan die versnelling, door samen aan dat doel te werken.”
In het persbericht over je benoeming zei VNCI-vicevoorzitter Anton van Beek: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat ze een fris geluid zal laten horen.’ Wat is dat frisse geluid?
“Ik heb geen chemische achtergrond, ben geen techneut. Ik ben sociaal opgeleid en heb het grootste deel van mijn leven gewerkt in zorg en welzijn. Ik ben een beetje een alfa in een bèta-wereld en kijk er daarom misschien iets anders tegenaan. Volgens mij hebben we die blik ook nodig voor de transitie. De technische oplossingen zijn er, de vraag is nu vooral hoe we het met elkaar voor elkaar gaan krijgen. Dit soort vragen stellen zonder ze meteen in te vullen vanuit een technisch perspectief, maar juist meer vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief, dat is denk ik mijn frisse inbreng.”
Hij zei ook dat je de leden van de VNCI en de buitenwereld scherp op koers kan houden. Hoe?
“We moeten via een energie- en materialentransitie naar een circulaire economie, dat is de koers. Ik ben vrij kritisch en accepteer niet snel een ‘Nee, het lukt niet’. Ik zal altijd vragen: ‘Wat kan dan wel?’ En dan is het natuurlijk heel mooi dat dat we zoveel experts hebben, want die weten dat. Maar de voorwaarden ontbreken vaak nog, wat tot frustratie zorgt en men komt niet toe aan het gesprek. Ik vind het belangrijk om dat gesprek toch op tafel te leggen, want alleen zo kan je verder.”
Vanuit jouw werk als gedeputeerde ben je al goed bekend met de chemie, met name in Delfzijl. Hoe zou je de huidige status van de chemische industrie omschrijven? Waar staan we?
“Op een kruispunt. We zijn altijd rechtdoor gegaan, op de lineaire weg. Maar het pad maar de toekomst gaat niet rechtdoor, maar buigt af, naar de cirkel van de circulaire economie. Daarbij zullen we van een aantal processen afscheid moeten nemen, en dat sommigen tegensputteren is heel normaal. Maar wie niet meebuigt en rechtdoor blijft gaan zal vanzelf van het pad af raken en dondert uiteindelijk van de klif af. Een feit is dat bepaalde processen en producten er over twintig jaar niet meer zijn. Een aantal voorlopers laat al zien hoe het kan, en van hun creativiteit moeten we leren. We zitten in een situatie waarbij de overheid enorm moet bijschakelen, binnen zeven jaar moet de hele infrastructuur van de afgelopen zestig jaar op de schop, en daarbij moet ook de wet- en regelgeving aangepast. Het is al met al niet makkelijk. Je kan het daarom alleen samen doen.
Het uiteindelijke doel is dat we het voor de consument makkelijker maken om op een duurzame manier te leven. De industrie kan daaraan bijdragen met groene producten, en de overheid door dat te faciliteren. Maar de consument heeft ook een verantwoordelijkheid. Misschien krijgen we in de toekomst andere producten, met een iets andere kwaliteit, of anders verpakt. Elektrisch rijden bijvoorbeeld is al anders dan rijden met benzine. Je bent meer tijd kwijt met laden. Dat gaan we met veel meer producten zien. Misschien gaat de aanschafprijs omhoog, maar krijg je een deel van je geld terug als je het weer inlevert. Het gaat dus niet alleen om de processen in de fabrieken, maar ook om processen die wij als mensen en consumenten in moeten gaan. Een klein maar mooi voorbeeld vind ik het statiegeld op flesjes en blikjes en het verbod op plastic tasjes, wattenstaafjes en rietjes. Er was eerst weerstand tegen, maar iedereen ziet nu de meerwaarde en het went snel.”
Je staat in Groningen bekend als ‘de waterstofvrouw’. Wat heb je met waterstof?
“De CO2-discussie gaat niet alleen over energie maar ook over grondstoffen, en waterstof is zowel energie als grondstof. Via waterstof kon ik het verhaal van de transitie in Groningen goed vertellen: dat je er met alleen elektronen niet komt, je hebt ook moleculen nodig. Bovendien schetst waterstof niet alleen de overgang maar ook het eindplaatje van een nieuw systeem.”
Je was in 2018 aanwezig bij de viering van het 100-jarig bestaan van de VNCI. Dit jaar bestaat de VNCI 105 jaar. Wat is er volgens jou de afgelopen vijf jaar veranderd?
“De noodzaak is nog groter geworden. De industrie en de overheid zijn qua klimaatdoelstellingen iets opgeschoten, groen is nu de talk of the town, maar we moeten het nu met z’n allen ook echt gaan doen. De ideale situatie zou zijn dat de consument in de winkel de afweging kan maken tussen een groen en ander product. Daar zijn we nog niet. Ten eerste zijn die groene producten er vaak niet of ze zijn meestal duurder. Dit komt doordat de kosten niet goed belegd zijn in de lineaire economie. Het wordt dus belangrijk dat we ook anders naar het financiële systeem gaan kijken. Duurzame energie en grondstoffen beschikbaar maken zonder daar extra geld voor te vragen. Dat is ook een rol voor de overheid. ‘De vervuiler betaalt’ is erg makkelijk, maar de vervuiler moet ook een oplossing hebben om schoon te kunnen functioneren. Dan zitten we in een combinatie van publiek en privaat. Dat vereist van beiden een ambitieuze instelling. En dan zijn er wat mij betreft ook geen heilige huisjes. Als je bijvoorbeeld even uit die circulaire cirkel moet treden omdat je een investering moet doen, prima, als je op de lange duur maar weer terugkeert.”
Weer dat pragmatische.
“Inderdaad. Ik kan me ook voorstellen dat je de Crisis- en Herstelwet gebruikt, die het mogelijk maakt om bij grote maatschappelijke opgaven het vergunningstraject te versnellen, wat bij de Maasvlakte is gebeurd. Je kan toch niet verwachten dat als een bedrijf nu een aanvraag doet voor een vergunning of een aansluiting, de overheid zegt: ‘Dat gaat heel lang duren’, terwijl het bijna 2030 is?
Ik vind ook dat dat chemische industrie hier moet blijven. Juist door de aanwezigheid van de industrie hebben we hier een enorme kennisvoorsprong en de infrastructuur. Juist in Nederland, en in Europa, kunnen we de transitie daarom maken. We kunnen en moeten een lichtend voorbeeld zijn, en daarbij onze welvaart en welzijn behouden. Beter groen hier dan grijs elders, is ook wat ik ons ministerie van EZK hoor zeggen. En ook voor de werkgelegenheid en de strategische onafhankelijkheid moeten we de nieuwe, groene producten hier maken. Laten we de industrie daarom koesteren, maar wel ombuigen naar duurzaam en circulair. De tijd van horen hoe het niet moet is voorbij, we willen nu horen hoe het wel kan. Dat zie ik ook als mijn rol. Hetkanwel is jarenlang mijn hashtag geweest.”
Na het lyceum in Stadskanaal studeerde Nienke Homan sociaalpedagogische hulpverlening aan de Hanzehogeschool Groningen. In 2005 werd ze actief bij Greenpeace, waar ze zich onder meer bezighield met giftige stoffen. Ook werd ze bestuurslid bij GroenLinks in Groningen. Ze was zeven jaar trajectbegeleider bij jeugdinrichting Het Poortje, daarna werd ze materiedeskundige bij het Keurmerkinstituut in Zoetermeer. De kennis over de techniek haalde ze in met cursussen. In 2012 kwam ze voor GroenLinks in de Provinciale Staten van Groningen, werd fractievoorzitter en gedeputeerde, met de portefeuille VTH, klimaatadaptatie, water en energie. Ze leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van een groene waterstofketen in Noord-Nederland. In 2021 stopte ze als gedeputeerde en trad toe tot het bestuur van de Green Hydrogen Organisation, die internationale afspraken over waterstof nastreeft. Behalve voorzitter van de VNCI en mede eigenaar van Impact Hydrogen is Nienke Homan ook voorzitter van de raad van commissarissen van Energie Data Services Nederland en voorzitter van Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek, de brancheorganisatie voor de keramische industrie.
Nienke privé
Nienke Homan werd in 1979 geboren in Groningen, groeide op in Oost-Groningen en woont nu in Engelbert, een klein dorpje ten oosten van de stad Groningen. Haar man is meubelmaker en geeft les op het mbo. Ze hebben drie kinderen van tien, twaalf en twintig. Zij staat elke dag om zes uur op en gaat hardlopen en zwemmen in het natuurwater achter haar huis, en in de winter dompelen. Sporten is een grote vrijetijdsbesteding, daarnaast speelt ze piano en gitaar (“Heb ik helaas te weinig tijd voor”) en houdt ze van wandelen met de hond en in de tuin werken (“Ik ben vooral een buitenmens, ook sporten doe ik alleen buiten”). Vrienden en collega’s noemen haar energiek, vasthoudend en soms – op een goede manier – dwingend.