'Het is vijf over twaalf voor de chemische industrie in Nederland'

Ronald van Klaveren is vicepresident Global Chemical Sales & Sustainability bij LyondellBasell en sinds april 2024 ook vicevoorzitter van de VNCI. Hij zet zich in voor een innovatieve, veilige en duurzame chemie. Van Klaveren benadrukt dat verduurzaming essentieel is en dat de chemische industrie haar verantwoordelijkheid wil nemen. Hiervoor zijn betaalbare groene energie, een goede energie-infrastructuur en het stimuleren van de vraag naar duurzame producten nodig. Zonder concurrentievermogen is investeren niet haalbaar. "Het ontbreekt de chemische industrie in Nederland en Europa momenteel aan perspectief."

Tekst: Ingeborg Abendanon
Beeld: Chris Bonis
Gepubliceerd: 16.12.2024

Hij werkt al vijfendertig jaar in de chemie. Een industrie die Ronald van Klaveren “ongelooflijk mooi” vindt, maar ook voor grote uitdagingen staat op weg naar een duurzame en circulaire economie in 2050. “Aan die transitie wil ik vanuit mijn rol als vicevoorzitter van de VNCI graag mijn steentje bijdragen. Ik wil meehelpen aan de realisatie van de vergroeningsdoelstellingen en ervoor zorgen dat we als sector competitief blijven, in Nederland én in Europa. Mijn persoonlijke ambitie is het aanjagen van de vraag naar duurzame producten met een lage koolstofuitstoot. Aan de vraagkant van koolstofarm geproduceerde en gerecyclede producten gebeurt nu nog te weinig.”

In Nieuwsuur zei je onlangs over de transitie-opgave: ‘We kunnen het hier en we willen het hier’. Toch lijkt de factor ‘kunnen’ een lastige. Trage vergunningstrajecten, netcongestie, het ontbreken van noodzakelijke infrastructuur, een slecht vestigingsklimaat, stikstof en concurrentie uit China - om er een paar te noemen – zijn grote uitdagingen. Kunnen we het ook echt hier, in Nederland?

“Ja, we kunnen het. Daar ben ik van overtuigd. Binnen de chemie zijn we altijd bezig met processen die een langetermijnaanpak vragen. Dan kom je onderweg lastige hobbels tegen. Dat zijn we wel gewend. Met de chemiebedrijven in Nederland kunnen we de transitie voor elkaar krijgen. En daar hebben we hulp bij nodig. Als je in een fabriek een elektrische boiler wilt plaatsen, moet je wel een aansluiting krijgen op het elektriciteitsnetwerk. We kunnen CO2 afvangen, maar het moet vervolgens wel via een pijpleiding getransporteerd kunnen worden om het ergens op te slaan tegen condities die betaalbaar zijn in de markt. De chemische industrie is in beweging. We moeten er nu voor zorgen dat alles tegelijkertijd beweegt, anders halen we waarschijnlijk de Nederlandse en Europese doelstellingen niet. Daarvoor hebben we competitieve energieprijzen nodig, consistent overheidsbeleid en vraag vanuit de markt naar duurzame producten. En dat kunnen we alleen samen. Het is een illusie te denken dat je dat als individueel bedrijf kunt. Verduurzaming is een taak van de hele bedrijfstak. We zitten middenin de transitie en het is niet makkelijk, maar ik zeg altijd: ‘Als je op de fiets zit en het gaat harder waaien, dan stop je niet met fietsen. Je gaat gewoon harder trappen’.”

‘Als we hier fabrieken sluiten, komen diezelfde  producten gewoon ergens anders vandaan’

Ben je positief over de toekomst?

“Ik ben per definitie een optimist en een groot aanhanger van het Darwin-principe: degene die verandert, overleeft. Ja, dit proces, deze transitie, kost tijd. In termen van tijd is 2030 voor chemiebedrijven morgen en 2050 overmorgen. We moeten ver vooruitkijken, terwijl de tijd dringt. Een chemiebedrijf heeft doorgaans te maken met een onderhoudscyclus van eens in de zes jaar. De scope daarvoor wordt vaak drie jaar van tevoren al vastgelegd. Dat betekent dat je soms genoodzaakt bent om beslissingen te nemen op basis van technologie die nog niet bestaat, infrastructuur die er nog niet ligt, een elektriciteitsaansluiting die je nog niet hebt en een consumentenvraag die er nog niet is. Als je dit scenario doorrekent naar 2050, dan kun je op een hand tellen hoe weinig onderhoudstops er nog zijn om dit als sector te realiseren. Daarom vragen we de overheid om met consistent en voorspelbaar beleid te komen. De ene dag links en de volgende dag naar rechts gaat niet werken voor bedrijven die in lange cycli vooruit moeten werken.”

Hoe staat de chemische industrie ervoor?

“Niet best. Dat geldt niet alleen voor Nederland, het is de algemene tendens in heel Europa. Dat heeft een aantal oorzaken. Allereerst de wereldwijde overcapaciteit, met name getriggerd door China. Specifiek voor Europa hebben we te maken met hoge energieprijzen, onder andere als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Wat ook nawerkt, is de coronapandemie. Mensen hebben in die periode huizen verduurzaamd, de keuken opgeknapt en nieuwe spullen voor hun huis gekocht. Daarna is de vraag naar dat soort producten aanzienlijk gedaald, omdat mensen weer konden reizen en daar hun geld aan uitgaven. Vervolgens schoten de energieprijzen in 2022 voor iedereen omhoog. Als industrie hebben we enerzijds dus hoge kosten en anderzijds een lage vraag. Daar bovenop komt de wens – én de noodzaak – om zo koolstofarm mogelijk te produceren. Ik zei al dat we een cyclische industrie zijn. Je hebt goede jaren en we zijn als sector ook niet onbekend met mindere tijden. Dat geeft niet, als je maar perspectief hebt. En dat perspectief moeten we met elkaar schetsen.”

"De chemische industrie is in beweging. We moeten er nu voor zorgen dat alles tegelijkertijd beweegt."

Waar moet dat perspectief vandaan komen?

“Van twee kanten. We hebben competitieve energieprijzen nodig. Als de prijs in omliggende regio’s lager ligt, gaan we de wedstrijd niet winnen. Het helpt ook als de infrastructuur aangepast is aan de toekomstige vraag en vergunningstrajecten korter worden. Deze zaken liggen op het pad van de overheid. De andere kant is de consumentenvraag. Geleidelijk meer duurzame vraag creëren bij de consument, met bijmengingsverplichtingen waarmee al wezenlijke vooruitgang is geboekt in enkele van deze regelgevingen (bijvoorbeeld PPWR), biedt ook perspectief voor de industrie. We moeten voor de consument veel beter inzichtelijk maken hoe ze een concrete bijdrage kunnen leveren aan de reductie van CO2-uitstoot met hun dagelijkse boodschappen. We zijn als chemische industrie op dit moment bezig met de ontwikkeling van een uniforme en controleerbare methode om de CO2-impact inzichtelijk te maken. Daarvoor werken we wereldwijd samen met ruim vijftig bedrijven. Uiteindelijk willen we dat consumenten in de winkel op een productverpakking precies kunnen zien wat de CO2-footprint van hun aankoop is. Net als de labels voor energiezuinigheid van een wasmachine of huis bijvoorbeeld.”

Voor consumenten is de prijs vaak toch het eerste waar ze naar kijken?  

“Klopt. En dat begrijp ik ook. Daar komt de sturende rol van de overheid om de hoek kijken. Bijvoorbeeld door een bijmengverplichting. Maak verplicht dat een bepaald percentage van een product biobased of circulair is en stel daar een langetermijnplan voor op. Begin met tien of twintig procent om vervolgens richting 2050 te koersen op een zo hoog mogelijk percentage. Dan bied je de industrie perspectief en geef je bedrijven tijd om deze doelstelling ook te realiseren. Bovendien maak je tegelijkertijd de eventuele prijsschok voor de consument kleiner. Let wel, ongeveer veertig procent van de CO2-uitstoot wereldwijd is het gevolg van de keuzes die wij als consument maken. Als je het van die kant bekijkt, kunnen we ook als consument écht winst behalen door andere keuzes te maken. Denk aan niet of minder vliegen of duurzame producten kopen. Verandering moet ergens beginnen. Als we op elkaar blijven wachten, gebeurt er helemaal niks. We moeten toe naar een samenleving waarin de kwaliteit van de lucht, het water, de bodem en de biodiversiteit daadwerkelijk onderdeel wordt van de keuzes die we maken. Ik geloof absoluut dat we dat in Nederland en in Europa kunnen. Is het weerbarstig? En vraagt het om verandering? Ja. De wil om het te doen is er. De gesprekken hierover zijn al zoveel beter dan een paar jaar geleden. We moeten niet kijken naar wat niet lukt, maar naar hoe het wel kan en wat je daarvoor nodig hebt.”

Het kán zeg jij, maar het bedrijfsleven trekt vaak de kaart ‘als het hier te ingewikkeld wordt, dan gaan we onze investeringen verplaatsen naar het buitenland’. Hoe realistisch is dat ‘elders’-scenario?

“Het is vijf over twaalf voor de chemische industrie in Europa. Ooit vormde Europa 27 procent van de wereldwijde chemie, het is nu nog ongeveer 14 procent. Wat gaan we met onze assets in Europa doen? Hoeveel langer kunnen we verliesgevend draaien? Alleen al dit jaar is aangekondigd dat vier krakers in Europa gaan sluiten, dat is tien procent van de productie in Europa. Ik denk dat elke kraker in Europa zichzelf nu de vraagt stelt: ‘Wat is onze toekomst’? Klimaat is een wereldwijd probleem en dat kunnen wij niet alleen oplossen op de ‘postzegel Nederland’. Als we hier fabrieken sluiten, komen diezelfde producten gewoon ergens anders vandaan. Want de consument blijft dezelfde producten kopen, alleen komen ze dan ergens anders vandaan. Met vaak een hogere CO2-uitstoot door alleen al het transport. We worden bovendien afhankelijk. We hebben met de oorlog in Oekraïne en het coronavirus gezien wat voor problemen dat geeft. Het gaat bovendien ten koste van verdienvermogen. En mensen raken hun baan kwijt. De chemische industrie in Europa is verantwoordelijk voor 12 procent van de industriële werkgelegenheid. Dat zijn meer dan drie miljoen banen. Gooi het kind niet weg met het badwater! Want dat gebeurt er als je de industrie hier sluit. De planeet help je er niet mee en uiteindelijk wordt de BV Europa te afhankelijk en het gaat ten koste van het verdienvermogen.”

‘We moeten samen optrekken en zorgen voor een duurzame samenleving, daar hebben we allemaal een verantwoordelijkheid in’

Hoe zie jij de rol van klimaatbewegingen?

“Dit soort organisaties hebben absoluut een aanjagersrol. Zij houden ons een spiegel voor en geven context van waar we naar moeten kijken. Vaak zijn we het eens over het probleem, maar er zijn ook bewegingen die bij het standpunt blijven dat de industrie weg moet. De echte oplossing ligt wat mij betreft in de dialoog. We moeten samen optrekken en zorgen voor een duurzame samenleving, daar hebben we allemaal een verantwoordelijkheid in. De wil en de wens aan onze kant is er. De probleemdefinitie is helder en ik denk dat we elkaar daar al in gevonden hebben. Laten we nu samen naar de oplossingen gaan: kijken naar wat we voor elkaar hebben gekregen en uitleggen waarom het tijd nodig heeft. Er gebeurt al zoveel meer dan we tot nu toe zien in de bekende cijfers.”

Maar het duurt te lang, zegt ook minister Hermans van Klimaat en Groene Groei.

“De praktijk is vaak weerbarstiger dan beleid op papier. 2030 is een tussenstation richting 2050 en ik denk dat we als industrie nu al veel beter in beeld hebben hoe we daar moeten komen. Dat is winst. Tegen Sophie Hermans wil ik zeggen: zet door met waar je nu mee bezig bent en stuur bij daar waar nodig. Maatwerk is veelal gericht op scope 1 en 2, maar pak ook scope 3 erbij en creëer de vraag naar duurzame producten. Dan ontstaat er vanzelf een businessmodel voor bedrijven om verdere investeringen te doen. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid: de industrie, de overheid en de samenleving.”

Heeft de chemische industrie in Nederland (nog) een toekomst?

“Ja. We zijn het op twee na grootste chemische industrieland in Europa achter Duitsland en Frankrijk. Als het ons hier niet gaat lukken, waar dan wel? Als je het vanuit Europees perspectief bekijkt, dan hebben we al vaak een voortrekkersrol gespeeld. Dat kunnen we als industrie nu ook in het realiseren van een duurzame en circulaire economie. We zijn als Nederland de trots op onze industrie een beetje verloren, terwijl we de basis zijn voor innovatie, welvaart en werkgelegenheid.”


Ronald van Klaveren is sinds 1 maart 2023 vicepresident Global Chemical Sales and Sustainability bij LyondellBasell (LYB). Als LYB country representative voor Nederland heeft hij veel contact met de Nederlandse overheid, brancheorganisaties, ngo's en media. Ronald kwam op 1 maart 1989 bij ARCO Chemicals in dienst op de Botleksite en heeft in de loop der jaren verschillende commerciële functies gehad. Voor zijn huidige rol leidde hij de wereldwijde Propyleen Oxide & Derivaten-activiteiten, gevolgd door TBA (inclusief MTBE/ETBE) en Styreen Monomeer wereldwijd. Ronald heeft een bachelor in marketing en een master in bedrijfskunde.