‘Geef jongeren een plek in de top van een bedrijf’
Tekst: Ingeborg Abendanon
Gepubliceerd: 04.02.2025
Ze kenden elkaar vooraf niet, maar ze zijn in hun werk allemaal bezig met een duurzame en circulaire toekomst. Aan tafel zitten Cato Kannekens, proces engineer bij Shell Energy and Chemicals Park Rotterdam, Dieuwertje Wallaart, voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging (JKB), Kaj Hoogeboom, bestuurslid Politiek bij de JKB en Yannic Wevers, beleidsadviseur Innovatie bij de VNCI.
Het is 1 januari 2050: hoe oud ben je dan en wat hoop je bereikt te hebben vanuit de rol die je nu hebt?
Cato: “Dat is een makkelijke rekensom, dan ben ik vijftig. Ik ben nu proces engineer bij Shell en ik houd me met name bezig met utilities. Daarbij moet je denken aan stoom, waterstof, stookgassen, aardgas en elektriciteit. Als ik naar de toekomst kijk, ben ik heel ambitieus. In 2050 is Shell Energy and Chemicals Park de meest efficiënte raffinaderij ter wereld. Een raffinaderij waar we andere producten zullen maken en net zero zijn. Er wordt nu al keihard aan gewerkt en ik hoop dat we in 2050 met een nieuwe generatie een nieuwe industrie hebben kunnen neerzetten.“
Yannic: “In 2050 ben ik 57 en ik hoop dat veel bedrijven die nu nog startup of scale-up zijn, hun plek in de industrie hebben gevonden. De transitie is over 25 jaar nog niet klaar, vooral de materialentransitie niet. Wij zien de energietransitie als de omschakeling naar duurzame energie met minder uitstoot, maar vanuit de chemie zien we ook dat er nieuwe materialen gemaakt moeten worden. Materialen die nu nog op fossiele grondstoffen gebaseerd zijn. Ik hoop dat we in die transitie als Nederland een voortrekkersrol hebben.”
Cato Kannekens is 25 jaar en werkt ruim twee jaar als Energy and Utility Engineer bij Shell op de raffinaderij in Pernis. Ze studeerde Chemical Engineering aan de TU Delft en behaalde haar master in Londen. De industrie vond ze van jongs af aan al boeiend, vooral de verduurzaming ervan. Ook in haar vrije tijd speelt duurzaamheid een grote rol. Zo is ze onder andere bestuurslid bij de Klimaat en Energie Koepel (KEK), een cross-sectoraal netwerk van ruim duizend jonge professionals die werken aan de energie- en klimaattransitie.
Kaj: “Ik ben net als Cato dan vijftig en ik hoop dat we dan in een wereld leven waarbij economische belangen beter samengaan met maatschappelijke belangen. Dat verander je niet van de een op de andere dag en daar proberen we vanuit de Jonge Klimaatbeweging constructief en kritisch op te sturen. Vanuit de JKB waren we op de klimaattop van de Verenigde Naties in Bakoe, Azerbeidzjan (COP29). We spraken daar met jongeren uit Nepal, Pakistan, Bangladesh en Nigeria. Zij hebben de luxe niet om te filosoferen over hun toekomst. Voor hen is het realiteit dat er in hun dorp eerst twee overstromingen per jaar waren, nu 12. Waar ik veel moeite mee heb, is dat mensen die er niet voor verantwoordelijk zijn, wel de schade ondervinden van klimaatveranderingen. Ik hoop bij te kunnen dragen aan de oplossingen om een beter evenwicht te krijgen.”
Dieuwertje: “Ik ben dan 48 en ik hoop arts te zijn en vanuit die rol bezig te zijn met de verduurzaming van de zorg. Maar eigenlijk gaat mijn wens verder. Ik hoop dat ik in 2050 als Nederlandse consument helemaal niet meer over verduurzaming hoef na te denken. Dat we het gewoon voor elkaar hebben en dat de Jonge Klimaatbeweging niet meer hoeft te bestaan. Dat is altijd ons doel geweest. Ik zou het mezelf gunnen dat waar ik nu mijn leven omgegooid heb om elke dag het maatschappelijke middenveld vanuit de jongeren te vertegenwoordigen, dat dat straks niet meer nodig zal zijn. Dat duurzaamheid en rechtvaardigheid gewoon de norm zijn en dat mijn kinderen zich geen zorgen hoeven te maken over het klimaat.”
We zijn in Nederland beter af als chemiebedrijven hun deuren sluiten. Eens of oneens met deze stelling en waarom?
Dieuwertje: “Oneens, we zijn economisch afhankelijk van die bedrijven en het zou ons heel erg raken. De chemie hier stoppen gaat Nederland niet beter maken en ook de transitie niet verder helpen. Dat die bedrijven er heel anders uit moeten zijn, daar zijn we het volgens mij wel over eens. Voor bedrijven die niet willen veranderen, is geen plek. Als die verdwijnen ontstaat er ook ruimte voor startups en scale-ups waar Yannic het over had.”
Yannic: “Ik denk dat we in Nederland heel erg voorop lopen in nieuwe chemie en er zijn veel kansrijke startups. De chemie als keten is heel erg afhankelijk van elkaar en het is de uitdaging om nieuwe technologieën te vinden die passen in die keten. We staan voor een grote transitie en er moet zeker ruimte komen voor nieuwe bedrijven, maar we moeten ook voortbouwen op de bestaande industrie. We hebben beide nodig.”
Dieuwertje: “Hoe zie je dat voor je?” Yannic: “Voor een circulaire economie heb je de chemie nodig om materialen weer terug in het systeem te krijgen. Volgens de R-ladder streven we allemaal naar refuse, maar consumenten kopen nog steeds producten. We willen alles mechanisch recyclen of hergebruiken, maar op een gegeven moment kan dat niet meer. Je hebt ook de bestaande chemie nodig om hier aan bij te dragen, want niet alle startups halen de eindstreep. Dat is zuur, maar wel de realiteit.”
Cato: “Als we hier bedrijven sluiten, moeten we veel meer gaan importeren. Ook materialen en producten vanuit de chemie die nodig zijn voor de transitie. We moeten ons hier juist richten op het slimmer inzetten van materialen om die transitie te versnellen. In de bestaande infrastructuur van Rotterdam liggen bijna alle leidingen er om een heel waterstofnet te integreren met een elektrolyser (waterstoffabriek, red.). We zijn ook bezig om diezelfde infrastructuur te gebruiken voor carbon capture (koolstofafvang, -red). Dingen die kunnen omdat we al zover zijn in een bestaand systeem.”
Kaj Hoogeboom is 25 jaar en sinds juli 2024 actief als bestuurslid Politiek bij de Jonge Klimaatbeweging. Hij studeerde PPLE (Politics, Psychology, Law and Economics) aan de Universiteit van Amsterdam.
Na zijn studie liep hij stage bij een consultancybureau dat zich bezighoudt met verduurzaming. Al snel had hij het idee dat er meer beleid vanuit de overheid moet komen om de transitie in de goede richting te duwen en een beter speelveld te creëren. Naast zijn functie bij de JKB, een semi-fulltime baan, werkt Kaj bij een bedrijf dat het mkb helpt met verduurzaming.
Een stoelendans, van de JKB bijvoorbeeld naar de industrie en vice versa. Zou je dat willen en wat zou je meenemen in die nieuwe rol?
Dieuwertje: “Ik geloof echt dat er enthousiaste jongeren in de industrie werken en dat er goede projecten worden opgezet die bijdragen aan de transitie, maar ik zou die overstap niet kunnen maken. Ik zou onderdeel zijn van een systeem dat te veel druk legt op onze planeet. Ik veroordeel daar niemand in en ik geloof dat er verandering vanuit een bedrijf kan komen, maar persoonlijk heb ik er te weinig vertrouwen in dat de top van het bedrijfsleven echt onderdeel wil zijn van een andere toekomst. Misschien zou ik nog wel bij een startup kunnen werken, als ik geloof in het product en als ik zou ervaren dat economisch gewin niet ten koste gaat van de planeet. Die overtuiging zit mij heel diep. “
Van de industrie naar de Jonge Klimaatbeweging?
Cato: “Dat zou ik echt heel erg leuk vinden. Ik werk elke dag aan de transitie en ik denk dat ik mijn kennis nu inzet waar het nodig is. Als ik de overstap zou maken, dan zou ik iedereen enthousiast willen maken voor de transitie en iedereen overtuigen dat het gaat lukken door te blijven innoveren. Dit moeten we doen, dus we gáán het doen. En ik zou ook aandacht vragen voor onderwerpen die misschien minder sexy zijn, zoals de vooruitgang die we nog kunnen halen door efficiënter van het bestaande systeem gebruik te maken. Er zijn allerlei nieuwe technologieën, we hoeven niet 25 jaar te wachten met oplossingen als we het bestaande systeem beter benutten.”
En Kaj, jij naar de industrie?
“Geef jongeren, zoals Cato, een plek in de top van een bedrijf. Dán kun je veel bereiken. Ik trek die lijn even door naar beleid. We hebben veel kundige ambtenaren in dit land, maar ministers maken keuzes die op andere belangen gestoeld zijn. Dat is frustrerend. Als een CEO van een bedrijf de klimaatdoelstellingen weer terugdraait om aan de belangen van de aandeelhouders tegemoet te komen, dat is precies dezelfde frustratie. Ik wil graag dat er veel meer jonge mensen op beslissende posities terechtkomen.”
Yannic, volgens de leeftijdsnorm mag je nu nog net bij de JKB werken. Zou dat anders zijn dan je beleidsmatige rol nu bij een brancheorganisatie?
“Ik zie best veel overeenkomsten, maar ik zou het op sommige punten wel anders doen. Ik vind dat er te weinig aandacht is voor de prijs van de verduurzaming. De transitie kost geld. Dat is geen leuke boodschap, maar wel de realiteit. Verduurzaming (groene elektriciteit) is bovendien hier in Nederland relatief duur als je het vergelijkt met andere landen. Als we niet oppassen, krijg je een weglek-effect. Terwijl we juist een koploper kunnen zijn en onze kennis ook goed zouden kunnen exporteren.”
Dieuwertje: “Het gaat geld kosten. Maak je daarbij een onderscheid tussen wat we van de industrie en wat we van burgers verwachten?”
Yannic: “Ik denk dat de industrie wel weet dat het duurder wordt, maar ze kunnen die kosten nu niet doorzetten. Ik spreek bedrijven die zeggen dat ze een nog duurzamere optie hebben, maar niemand die het wil aanschaffen. Op een gegeven moment moet je gaan normeren, verplichtingen opleggen, maar dat leidt ertoe dat producten duurder worden. Vanuit de JKB zou ik erop sturen dat de politiek klaar is voor normering en dat ze niet op de rem trappen.”
Kaj: “Aanvullend op wat Yannic zegt: het is algemeen bekend dat het steeds duurder wordt als je klimaatbeleid uitstelt. Over de weglek-effecten wil ik ook nog iets zeggen. Soms wordt de indruk gewekt de klimaatdoelen de reden zijn dat bedrijven het moeilijk hebben. Maar we moeten onder ogen zien dat de situatie veranderd is. We hebben niet meer de goedkope energie die we hadden en moeten het oude energiesysteem niet meer als maatstaf nemen. In sommige landen op de wereld kunnen chemische producten goedkoper geproduceerd worden. We gaan hoe dan ook een deel van de industrie verliezen. We moeten hier efficiënter worden, zoals Cato ook zegt. Dat perspectief mis ik weleens. We moeten kijken welke vormen van industrie we hier willen hebben en behouden in een klimaatneutrale economie.”
Dieuwertje: “En we moeten niet focussen op wat niet kan, maar juist laten zien dat we het samen wel kunnen. De overheid in een sturende rol, samen met het bedrijfsleven. Waarbij we naar een Europese strategie toe moeten die de industrie beschermt.”
Dieuwertje Wallaart (23) is sinds juli 2024 voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging. Ze studeerde geneeskunde, rondde haar bachelor af en is ook bijna klaar met haar master. Al vanaf de middelbare school vindt ze dat de politiek de leiding moet nemen in de transitie en dat het belangrijk is om de stem van jongeren hierin te laten meewegen. Bij de JKB begon ze als vrijwilliger en werd ze vervolgens bestuurslid Overheid en Politiek. In haar rol als voorzitter is ze meer met de grote lijnen bezig met als rode draad het maatschappelijke geluid van jongeren over te brengen.
De industrie heeft oplossingen, de overheid kan sturen, maar zolang de consument zijn gedrag niet verandert, is een circulaire en duurzame economie in 2050 een utopie.
Dieuwertje: Dat vind ik een te pessimistisch beeld. Mensen zijn beter in staat om te veranderen dan je zou denken. Kijk maar naar ons eten. Tien jaar geleden was het nog heel normaal om aardappelen, vlees en groente te eten. Nu ligt er in veel bedrijfskantines al geen vlees meer en in de supermarkten worden vegetarische producten goedkoper dan vleesproducten.”
Cato: “Ik ben het helemaal eens met Dieuwertje. Ik zie de duurzame en circulaire economie zeker niet als een utopie. Het moet, dus het gaat gebeuren! De industrie is bezig met oplossingen, maar heeft daarvoor wel een heleboel slimme, ambitieuze mensen nodig. En we moeten ervoor zorgen dat dat de consument betaalbare duurzame producten kan kopen. Dat is nu niet het geval en dat belemmert de gedragsverandering die nodig is. De overheid kan daar ook bij helpen, door duurzame keuzes aantrekkelijker te maken.”
Nederlandse koppen op Europees beleid zorgen ervoor dat we vooroplopen in de verduurzaming.
Yannic: “Ik ken inderdaad de voorbeelden waarbij Nederland er een schepje bovenop doet. Bijvoorbeeld op het gebied van emissies en ook met de waterstofrichtlijn die er gaat komen. Nederland zet hoog in en dat levert extra kosten op voor het bedrijfsleven.”
Goed of niet goed?
Dieuwertje: “Ik vind dat wel goed. Als je dingen moeilijk maakt, ontstaan er innovaties. Als je normen oplegt, creëer je een impuls voor bedrijven om het beter te doen. Omarm dat als bedrijf. Als ik bedrijven hoor zeggen dat we ons uit de crisis moeten innoveren, dan denk ik: graag, doe het maar.”
Kaj: “Kanttekening van mij is het grote beprijzingstekort. De milieuschade die niet beprijsd is, dat is 4,5 procent van het BBP. Rutte IV zou met een Europese top komen, dat zou een prijs zijn die precies gelijk is met de maatschappelijke kosten van vervuiling. Het kabinet Schoof heeft dat teruggedraaid. Eigenlijk zeg je dan: tachtig euro voor elke ton CO2 beprijzen we niet. Daarmee verschuiven we het probleem. Ik snap dat het nu moeilijk is, maar vooruit schuiven maakt de problemen alleen maar groter. Innovatie is niet voor alles een oplossing, maar de vrijblijvendheid die er nu is, werkt niet. We moeten de urgentie meer voelen.”
Yannic: “Bedrijven voelen de crisis echt wel, dus ik denk dat er aan die kant geen gevoel van vrijblijvendheid is. Ik ben het met jullie eens dat urgentie en crisis leiden tot innovatie, maar je moet niet vergeten dat veel bedrijven hier een buitenlandse moedermaatschappij hebben. Als het in Nederland te complex wordt, gaan investeringen aan Nederland voorbij en sluiten hier de fabrieken. De push naar innovatie is goed, maar drijf het niet te ver op.”
Yannic Wevers (32) werkt 2,5 jaar als beleidsadviseur Innovatie bij de VNCI. Hij studeerde scheikunde. Na zijn bachelor wilde hij meer doen met de energietransitie en volgde hij een studie Energy Science. Hij werkte vervolgens als projectontwikkelaar in de energie-, warmtenet- en zonnepanelensector. Zijn passie voor de chemie bleef echter en hij zag dat er op het gebied van duurzaam beleid veel moet gebeuren. De circulaire economie en de veranderingen die nodig zijn voor een duurzame toekomst vindt hij superinteressant.
Een duurzame en circulaire economie in 2050: gaat het lukken?
Dieuwertje: “Dan wil ik graag de woorden van Cato lenen. ‘Het moet, dus het gaat gebeuren.’ Kaj: “Als de economie er tegen die tijd slechter voor staat dan nu, dan komt het niet dóór de klimaatdoelen maar omdát we de doelen niet gehaald hebben. Ik denk dat het gaat lukken.”
Yannic: “Ik heb laatst het boek ‘Not the end of the world’ van Hannah Ritchie gelezen. Ik ben positief. Nu denken we misschien dat het te langzaam gaat, maar als je terugblikt zie je waar de vooruitgang zat.”
Cato: “Ja, we gaan het halen maar ik wil er graag een oproep aan verbinden. We moeten mensen enthousiast maken om allemaal bij te dragen aan de transitie, iedereen moet zijn steentje bijdragen en zich op hun eigen manier inzetten om deze transitie tot een succes te maken. We kunnen het, en we moeten het samen doen.”