'De natuur verdient een stem in elke bestuurskamer'
Tekst: Marga van Zundert
Gepubliceerd: 17.06.2024
We kenden al de duurzame chemie, klimaatneutrale chemie, circulaire chemie, zero-pollution en sustainability and safe by design (SSbD). En nu ook ‘natuurinclusieve chemie’. Geen nieuwe doelstelling, maar een nieuw perspectief om je duurzaamheiddoelen te bereiken, aldus MVO Nederland. Waarom nog een perspectief? Michiel Zijp: “Bedrijven zijn zich inmiddels bewust van hun impact op natuur, milieu en biodiversiteit, maar niet altijd van hun grote afhankelijkheid ervan. De natuur is de bron van je uitgangsstoffen en hulpmiddelen. Natuurinclusieve chemie brengt die afhankelijkheid in kaart en stelt vragen als: kun je ook bijdragen aan biodiversiteit? Niemand is tegen de natuur, maar zie je die ook echt als essentiële partner?”
Want voor partnerschap is alle reden, stelt Zijp. Vanuit duurzaamheidsstreven, maar ook om financiële redenen, vanwege wettelijke eisen, een positief bedrijfsimago of goed personeelsbeleid. Na voedsel en energie is chemie de sector die het meest bijdraagt aan biodiversiteitsverlies. Investeerders zien dat steeds vaker als een economisch risico vanwege uitputting van bronnen, maar ook door financiële claims na milieu- of gezondheidsschade, en vanwege maatschappelijke druk op bedrijven. Bovendien blijken ‘groene’ bedrijven aantrekkelijkere werkgevers, is er minder ziekteverzuim en behalen ze een hogere productiviteit.
En voor wie nog niet overtuigd is dat alle feiten en trends richting een duurzame economie sturen, wijst Zijp op komende Europese wetgeving. De CSRD, de Corporate Sustainability Reporting Directive, eist vanaf dit jaar van beursgenoteerde bedrijven een jaarrapportage over duurzaamheid. In zo’n rapportage staat de impact op natuur en milieu: welk effect hebben de productie en de producten op water, lucht, bodem, klimaat en biodiversiteit?
Vanaf 2026 zal ook het mkb verplicht moeten rapporteren, en vanaf 2027 schrijft de CSDDD (Corporate Sustainability Due Diligence Directive) voor dat elk bedrijf een plan heeft hoe deze impact wordt afgebouwd. Zijp: “Omdat bedrijven over de hele keten moeten rapporteren, zal vrijwel elk bedrijf hier snel mee te maken krijgen.” Daarnaast is er bovendien Europees beleid in voorbereiding voor safe and sustainable by design, het ontwikkelen van inherent veilige en duurzame stoffen. Zijp: “Door bezig te gaan met natuurinclusieve chemie, sorteer je voor op nieuwe regels voor duurzaamheid.”
Bottlenecks beslechten
Zes bedrijven in de chemiesector gingen onder de hoede van MVO Nederland de afgelopen twee jaar al aan de slag in een Community of Practice. Zijp: “Dat is waar MVO voor opgericht is: gewoon beginnen met duurzaamheid. Wie interesse heeft, sluit aan. Juist door te starten, ontdek je bottlenecks en kun je die hindernissen samen beslechten.”
Een voorbeeld van een bottleneck is dat re-use een bedrijf vaak geld kost in plaats van oplevert, terwijl hergebruik vanuit duurzaamheidsoogpunt zeer gewenst is. Zijp: “Binnen het MVO-netwerk wordt besproken wat nodig is voor een omslag en leren we van experimenten daarmee. Vervolgens brengt MVO Nederland de voorbeelden naar de politiek zodat wetgeving kan zorgen dat de nieuwe manier van werken standaard wordt.”
Een deel van de zes bedrijven van CoP Natuurinclusieve Chemie begon met het in kaart brengen van hun afhankelijkheid en impact op natuur en biodiversiteit: een materialiteitsanalyse. Die is ook verplicht in de CSRD. Zo’n analyse kan kwalitatief en globaal zijn, maar ook zeer gedetailleerd en kwantitatief, en geeft overzicht en soms verrassende nieuwe inzichten waar positieve impact behaald kan worden.
Maar waar een bedrijf mee aan de slag wil gaan, hoeft niet noodzakelijkerwijs een project te zijn dat zich richt op de grootste impact, aldus Zijp. “Het is verstandig en belangrijk om te onderzoeken wat je kunt doen aan je grootste impact. Maar daarnaast zijn acties die op korte termijn resultaat opleveren ook belangrijk. Dan kom je uit bij zaken waar je als bedrijf directer invloed op hebt. Wat kan je doen op eigen locatie aan biodiversiteit? Een duurzaam gebouw, een groenere omgeving.”
Greenwashing?
Maar is wat tuinieren en een bijenhotel neerzetten niet vooral greenwashing? “Verandering draait om enthousiaste mensen, het verhaal en ook een lange adem. Kleine stappen kunnen het enthousiasme aanwakkeren en vasthouden.” Zijp noemt een voorbeeld van DOW. Een drijvend vogeleiland op het bedrijfsterrein kreeg vleugels dankzij een subsidie. “Je kunt zeggen: dat is niet de grootste impact die een groot chemisch bedrijf kan maken op biodiversiteit. Maar lokaal is het nuttig en wordt het erg gewaardeerd. Visdieven voelen zich er thuis, en inwoners van Terneuzen zijn blij dat de overlast in de stad sterk is verminderd.” Ook een goed aangelegde groene lunchtuin zorgt voor biodiversiteit. Met zicht op het grote plaatje van de totale impact van het bedrijf en de inzet daarvoor, mag je kleine successen vieren, vindt Zijp.
Want vaak is een lange adem nodig. Natuurinclusieve plannen hebben de neiging een tijd in de wacht te belanden. Een groene gevel, zonnepanelen of elektrificeren zijn financieel haalbaarder wanneer zo’n plan gekoppeld is aan verhuizing of uitbreiding. Wil je de productie verduurzamen dan moeten productieprocessen worden aangepast en is meestal samenwerking binnen de keten nodig, dat vraagt overleg met andere partijen en investeringen. Zijp vergelijkt het met een steile berg opfietsen. Je gaat niet recht op je doel af, maar langzaam, zigzaggend over haarspeldbochten. “Omdat de top niet in beeld is, kies je je focus op wat er mogelijk is om hoger te komen. Maar het einddoel scherp in zicht houden is juist belangrijk. Door een verandering in regelgeving, een innovatie of een subsidieregeling kan het momentum er opeens zijn. Dan moeten de ambitieuze plannen klaarliggen.”
Reflectie
Dat is Zijps belangrijkste overtuiging: verduurzamen wordt gedreven door ‘groene’ mensen. Zelf is Zijp milieukundige en gepromoveerd in meet- en rekenmethoden voor de impact op milieu en natuur. Hij zette een expertteam op bij RIVM, maar vertrok om zich ook te richten op die zo essentiële gedragsverandering. Als zelfstandig adviseur coördineert hij momenteel de activiteiten voor de chemiesector binnen MVO Nederland. Daarnaast organiseert hij retraites voor reflectie, en leeft zelf volgens het just enough-principe. “De natuur verdient een stem in elke bestuurskamer, als essentiële stakeholder. Daar wil ik aan bijdragen. Met het toegankelijke stappenplan willen we iedereen verleiden een begin te maken daarmee.” En beginnen is niet zo moeilijk, benadrukt Zijp. “Nodig eens een ecoloog, groene architect of SSbD-expert uit. Het verbreedt je blik, brengt inspiratie maar helpt ook een realistische bril op te zetten: wat kan er wel en niet? En bedenk dat je nooit de enige bent die met duurzaamheid bezig is. Begin samen. Zoek contact met ketenpartners, MVO Nederland of de branche.”
Dubbele materialiteitsanalyse Carbogen
Carbogen Amcis maakt (bio)farmaceutische producten; in Nederland ligt de nadruk op cholesterol en vitamine D-producten. Het bedrijf stelde binnen de CoP Natuurinclusieve Chemie een dubbele materialiteitsanalyse op. Die laat zien welke impact en afhankelijkheden van de natuur er bestaan en de bijbehorende financiële risico’s. Jeroen de Jong, Group Corporate Social Responsibility Manager: “De grootste impact op de natuur zit in de keten, bijvoorbeeld in wolvet. Maar op een schapenboer in Australië hebben we weinig directe invloed.” Toch boekte Carbogen Amcis daar succes. Via een wolwasserij (leverancier) is een folder verspreid met informatie over de impact van pesticiden en verantwoorde reductie van pesticidebaden. Sindsdien daalde de concentraties pesticiden in het wolvet van de leverancier met meer dan de helft. “Op meerdere manieren goed nieuws voor de natuur!”
Voor de eigen productielocatie in Veenendaal zijn de pijlen gericht op het grondwatergebruik voor koeling. Het bedrijf onderzoekt of een circulair koelwatersysteem mogelijk is waarbij warmte uit het koelwater wordt gebruikt voor stadsverwarming. Dat zou de energie-efficiëntie flink vergroten én het grondwaterverbruik sterk reduceren. “Het geheel is technisch uitgewerkt en ‘ready to go’. We lopen echter tegen twee zaken aan. Het sulfaatgehalte in ons afvalwater neemt dusdanig toe dat extra maatregelen nodig zijn. Daarnaast onderzoeken we nog wat de consequenties en liabilities zijn wanneer we door onvoorziene omstandigheden minder warmte zouden produceren.”