DCMR Milieudienst Rijnmond bestaat 50 jaar: waakhond en kennispartner

In de regio Rijnmond konden kinderen vroeger regelmatig niet naar school omdat er te veel luchtvervuiling was. Rosita Thé, directeur DCMR Milieudienst Rijnmond, herinnert het zich nog goed. Er is heel veel veranderd in de vijftig jaar dat de milieudienst zich bezighoudt met het verstrekken van vergunningen en het toezicht op naleving ervan.

Tekst: Ingeborg Abendanon

Wie in de regio Rijnmond eind jaren zestig op smogdagen een stap buiten de deur zette, had meteen tranende ogen. Was het alarmfase drie, dan gingen scholen dicht. Mensen kwamen met ademhalingsklachten in het ziekenhuis terecht en ontevreden inwoners organiseerden protestdemonstraties. De verschillende overheden zetten hun schouders eronder. Er kwam een luchtmeetnet en een meldkamer om klachten te registeren. En er moest een manier komen om effectief op te treden. In 1971 werd daarvoor een speciale organisatie opgericht: de Dienst Centraal Milieubeheer, de latere DCMR Milieudienst Rijnmond. Anno 2022 is DCMR de gezamenlijke milieudienst voor de provincies Zuid-Holland, vijftien gemeenten in het Rijnmondgebied en voor de grotere bedrijven in Zeeland. Rosita Thé is sinds september 2015 directeur.

Als je drie successen van vijftig jaar DCMR mag noemen, welke zijn dat?

Rosita Thé:  “Schonere lucht. Daar hebben we écht aan bijgedragen. Daarnaast ben ik er ontzettend trots op dat we vertrouwen en een goede naam hebben opgebouwd. We hebben veel kennis en zijn ook steeds meer een adviserende partner voor bedrijven. Vergunningen, toezicht en handhaving zijn en blijven onze kerntaken, maar we zitten niet aan de andere kant van de tafel. Het is in de loop van de jaren veel meer een dialoog geworden. We zijn samen verantwoordelijk voor een beter milieu. Dat komt ook terug in het actief meedenken met de opgaven waar we voor staan: energietransitie, duurzaamheid en circulariteit. Dat is voor mij het derde succes: samen optrekken om de doelen richting 2030 en 2050 te halen. We zitten bijvoorbeeld in Rotterdam in het Versnellingshuis om te kijken waar we het verlenen van vergunningen voor circulaire en duurzame projecten kunnen versnellen.”

Als ‘politieagent’ meer samenwerking en dialoog met de bedrijven, hoe zie jij dat?

“DCMR is niet alleen de waakhond die controleert of bedrijven zich aan de vergunningen houden, we kijken ook naar hoe het beter kan aan de voorkant. Hoe kunnen we gedrag beïnvloeden en hoe krijgen we bedrijven in de top van de veiligheidsladder? Een bekeuring achteraf uitschrijven: het is goed dat we het doen, maar ik vind dat niet genoeg. We moeten het echt met elkaar aan de voorkant regelen. Door het gesprek aan te gaan, advies te geven en afspraken te maken. Idealiter zouden we er voor handhaving en controle niet hoeven te zijn, maar chemiebedrijven – de leden van de VNCI – geven juist aan dat zij het goed vinden dát we er zijn en dat ze op de vingers getikt worden als dat nodig is.”

En wat is de rol van DCMR op het gebied van vergunningen?

“Ook op het terrein van vergunningen zullen we nodig blijven. De problematiek was destijds heel tastbaar, maar er zijn nu veel meer grijze gebieden omdat duurzaamheidsdoelstellingen nog niet uitgekristalliseerd zijn. De regelgeving op dat gebied is ook nog niet klaar, vaak omdat de kennis er nog niet is. De regels die er wél zijn, zijn vaak weer ingewikkeld. Maak dat eenvoudiger en richt je veel meer op een integrale aanpak. Milieu, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid horen bij elkaar. Daarom werken we samen met bijvoorbeeld het RIVM, de GGD, Veiligheid Voorop, Safety Delta Nederland en nu ook met de waterschappen in de groep BRZO+. Het werkt niet als de arbeidsinspectie door de ene deur komt en wij door de andere.”

 

"Een belangrijke les die we geleerd hebben is het belang van transparant communiceren."

 

Vergunningen worden lang niet altijd begrepen door de maatschappij, snap je dat?

“Heel goed. Wij kunnen wel zeggen dat een bedrijf binnen de normen van een vergunning mag lozen of uitstoten, maar omwonenden hebben daar geen boodschap aan. ‘Rot op met je vergunning, ik heb zwarte roet op mijn wasgoed en ik kan niet buiten zitten.’ Het feit dat je normen hebt vastgesteld, wil niet zeggen dat er geen overlast is. We hebben een bepaalde dosering of lozing geaccepteerd, anders zouden chemiebedrijven niet meer kunnen bestaan. En zonder de chemie kunnen we niet. Maar het blijft een ingewikkelde puzzel en er komt steeds nieuwe informatie bij. Stoffen die geloosd worden waarvan we niet wisten dat ze schadelijk zijn. De stapeling van stoffen, de (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen: burgers willen die niet. Toch zitten we met zijn allen in een keten waarin iedereen wil wonen, werken, leven en recreëren. Vroeger vonden mensen het prima om midden tussen de bedrijven te wonen, nu pikken we dat niet meer. Chemie heeft het stempel van vies en hinderlijk, maar dat imago verandert als we er met elkaar voor zorgen dat de industrie schoner gaat werken. Werken aan de realisatie van de klimaatdoelen dus, in plaats van vechten tegen de normen.”

Hoe kijk je tegen die klimaatopgave aan?

“Het roer moet om, anders gaan we het niet redden. Wat wil jij voor jouw kinderen? Wat wil je voor hun toekomst? Ik heb vaak genoeg gehoord: het kan niet, dat kost te veel geld of de techniek is nog niet zover. Maar als je de druk erop houdt, kan er uiteindelijk heel veel wel. De chemiebedrijven hebben al veel stappen gezet en resultaten bereikt, maar communiceren nog te weinig. Dat is zo’n gemiste kans. Je wilt als bedrijf toch niet alleen in het nieuws komen als er narigheid is? Als je niets zegt, worden mensen wantrouwig. Wat heb je te verbergen? Kijk naar de ambities van de Rotterdamse haven bijvoorbeeld. Het doel is de meest duurzame haven van de wereld te worden. Zijn ze daar al? Nee, maar ze werken eraan en vertellen mensen waar ze mee bezig zijn.”

Je noemde vertrouwen en de goede naam van DCMR als succes. Dat was ten tijde van de Odfjell-case wel anders.

“We hebben toen veel, deels terechte, kritiek gekregen op onze rol en er is daarna veel veranderd. Om te beginnen zijn de expertisegebieden vergunningen en toezicht van elkaar gescheiden. Dat was een verplichting overigens, maar het resulteerde ook in een interne reorganisatie zodat de taken van medewerkers op die twee terreinen echt los van elkaar kwamen te staan. Er kwamen bij de provincie twee gedeputeerden in plaats van één, met ieder een eigen verantwoordelijkheidsgebied. Eén voor toezicht en handhaving en één voor vergunningverlening. En we hebben onze communicatie aangepakt. Dat DCMR in zo’n kwaad daglicht kwam te staan, heeft bij de medewerkers in onze organisatie veel teweeg gebracht. Als je Odfjell uitsprak, stonden sommige mensen op hun benen te trillen. Een belangrijke les die we geleerd hebben, is het belang van transparant communiceren. We organiseren regelmatig bijeenkomsten voor onze medewerkers waar we cases bespreken.”

Dan het derde succes uit jouw lijstje, meedenken over de toekomst. Op dat vlak is nog genoeg te doen, toch?

“Het feit dat we aan tafel zitten bij bedrijven en stakeholders is mooi. Maar als ik eerlijk ben, dan had ik liever gezien dat we nu al verder zouden zijn. Het duurzaamheidsvraagstuk ligt er al jaren. Alleen de bedrijven die voorop lopen, gaan het redden. Er is geen draagvlak meer voor bedrijven die niets doen op dat vlak. Natuurlijk gebeuren er nog steeds dingen in de wereld die niet kunnen, maar ik ben optimistisch. We hebben een gezamenlijk belang en we móeten. Als ik nu ga snorkelen op een plek waar ik twintig jaar geleden ook was en ik zie dat het koraal verdwenen is, kan ik wel janken. Je kunt daar voor vluchten, maar zo zit ik niet in elkaar. Ik ben geen Rotterdamse van geboorte, maar ik heb wel de mentaliteit die bij onze regio past: aanpakken. Ik geloof echt dat we bezig zijn met een verschuiving om het milieu beter te maken. Het is moeilijk, maar we hebben een zorgplicht om het te doen. Tijd om de discussie te rekken, is er niet meer.”

Komt er dan een dag dat DCMR overbodig is?

“Als je me in het hart kijkt, dan zou dat heel mooi zijn. Maar er komen steeds weer nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen waar we nieuwe oplossingen voor moeten verzinnen. Onze taken blijven, maar ze verschuiven op de inhoud.”


Odfjell

Bij het Rotterdamse tankopslagbedrijf Odfjell bleek de tankveiligheid niet op orde. Door goede relaties met het bedrijf te onderhouden hoopte DCMR Milieudienst Rijnmond de veiligheid bij Odfjell te waarborgen. Maar veilig op het bedrijf in de Rotterdamse haven was het allerminst. DCMR kreeg als een van de drie toezichthouders veel kritiek op haar rol. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) publiceerde hierover het rapport ‘Veiligheid Odfjell Terminals Rotterdam 2000-2012'. 


Foto's: DCMR