Bernard Wientjes: “Maak je plannen en doe wat je belooft”

Medio 2018, in het jaar dat de VNCI haar 100-jarig bestaan vierde en het predicaat Koninklijk ontving, trad Bernard Wientjes aan als de eerste onafhankelijke (niet aan een lidbedrijf gelieerde) voorzitter van de VNCI. Na drie en een half jaar zit zijn termijn als voorzitter van de VNCI erop. Hoe kijkt hij terug op deze periode en wat adviseert hij de chemiesector voor de komende jaren?

Tekst: Igor Znidarsic

Bij zijn aantreden nam hij eerst eerst een half jaar de tijd om kennis te maken met de sector. Niet dat die hem helemaal onbekend was. Hij was zijn carrière ooit begonnen in familiebedrijf Ucosan, producent van kunststof sanitair, dat later werd overgenomen door Villeroy & Boch, waar hij bestuurslid werd. Vanuit die historie en vanuit zijn latere voorzitterschap van VNO-NCW was de chemie, en met name de kunststofindustrie, bekend terrein voor hem.

De kennismakingsronde langs VNCI-lidbedrijven leverde een wensenlijstje op. Het belangrijkste punt daarop was, zo vertelde hij in Chemie Magazine in januari 2019: ‘De chemische industrie heeft van zichzelf het beeld dat het een fantastische sector is, hoog innovatief, strevend naar optimale veiligheid en met de grootste bijdrage aan de klimaatdoelstellingen. Dat beeld klopt, maar komt extern niet over. De buitenwereld heeft het beeld van een vieze, vervuilende, onveilige industrie. En dat beeld leeft ook bij een deel van de politiek. De VNCI-leden hebben mij gevraagd om met name in Den Haag het verkeerde beeld weg te nemen en de toegevoegde waarde van de chemische industrie te benadrukken.’

Is dat gelukt?

Bernard Wientjes: “Toen ik bij de VNCI begon had de industrie, en met name de multinationals, geen vrienden meer in Den Haag. Maar het negatieve beeld begint nu toch voorzichtig te kantelen. Men begint te beseffen dat Nederland een unieke samenstelling van bedrijven heeft: multinationals, veel middelgrote bedrijven en startups, die elkaar versterken. Je moet daarin geen keuze maken, het is en-en-en.”

“In het laatste kabinet-Balkenende stond in het regeerakkoord dat Nederland een postindustriële natie is. De maakindustrie moest weg, naar landen als China en India, Nederland moest een diensteneconomie worden. Ik heb als voorzitter van VNO-NCW hier sterk tegen geprotesteerd. Je ziet nu in Den Haag langzaam weer het beeld terugkomen dat we de basisindustrie toch wel nodig hebben. Dat in het huidige regeerakkoord hoofdstuk twee al over de industrie gaat, zegt genoeg.”

“Bij de chemie en de petrochemie speelt nog iets anders. Die hadden een extra slechte naam, vanwege de grote CO2-uitstoot. Dat werd door ngo’s succesvol geframed als ‘de grote vervuilers’, en de industrie heeft dat onvoldoende kunnen pareren. Ja, we zijn de grote CO2-uitstoters, maar ‘vervuiler’ heeft een heel andere connotatie. Je denkt daarbij meteen aan viezigheid, maar CO2 zit al van oudsher in de atmosfeer, planten leven ervan en we ademen het in. We stoten er nu alleen te veel van uit, en dat moet uiteraard veranderen.”

Je zei in het interview begin 2019 dat de acceptatie alleen kan slagen als de sector transparant en eerlijk is over de risico’s. Is dat gelukt?

“De chemische industrie, en de basisindustrie in het algemeen, was in het verleden te weinig transparant over de bijdrage aan de maatschappij. We lieten ons te veel in de hoek drijven van een gevaarlijke, vervuilende industrie. Stap voor stap gaan we daarin nu de goede richting in. Het beeld dat de chemische industrie essentieel is voor ons welzijn wordt steeds sterker. Maar de chemische industrie is ook verplicht om de negatieve aspecten van de productie, de CO2-uitstoot en het gebruik van gevaarlijke stoffen, weg te nemen. Dat gebeurt, en het vertrouwen dat we het echt menen groeit nu langzaam, ook bij de politiek en de ngo’s. We zijn nog niet waar we willen zijn, maar we zijn op het gebied van transparantie stukken vooruit gegaan. De chemische industrie is van een reactieve sector veranderd in een sector die steeds pro-actiever is.”

De afgelopen tijd is de druk op de chemie opgevoerd, met het Klimaatakkoord, waarna de ambities nog verder zijn aangescherpt, met de Green Deal, en als onderdeel daarvan de Chemicals Strategy for Sustainability, als reactie op de groeiende zorg bij burgers rond chemische stoffen.

Hoe kijk je tegen deze ontwikkelingen aan?

“Alleen maar positief. We krijgen veel op ons dak, maar het accent ligt niet meer op het sluiten van de fabrieken. Het accent ligt nu op: jullie moeten je verbeteren, want we hebben jullie ook in de toekomst nodig. Het idee is nu ook: als de chemische industrie zo belangrijk is, waarom zouden we de relatief sterke positie die Nederland daarin heeft niet op z’n minst behouden en zo mogelijk versterken? Veelzeggend is dat in het regeerakkoord voorgesteld wordt om een duidelijke afspraak te maken met de tien tot twintig grootste uitstoters van CO2. De bedrijven beloven zwaar te investeren in verduurzaming – een harde belofte – terwijl de overheid toezegt dat de infrastructuur op tijd klaar is. En er worden afspraken gemaakt over maatwerk in de onrendabele top van de investeringen. Dat doe je allemaal niet met een industrietak die je opgegeven hebt. Tegelijkertijd betekent dit ook dat we meer dan ooit moeten doen wat we beloven. Want als je de steun krijgt maar niet investeert zoals je hebt beloofd, is het vertrouwen weg.”

Wat is jouw bijdrage geweest in het toegenomen vertrouwen?

“Ik heb hierover ontzettend veel contacten gehad met de Haagse politiek. Mijn opdracht bij de VNCI was om leiding te geven aan een proces van een enigszins naar binnen gekeerde naar een op de maatschappij gerichte organisatie. Dat iemand van buiten de chemie gevraagd werd als voorzitter had daarmee te maken. Mijn opvolger Paul de Krom (bestuursvoorzitter van TNO - red.) heeft hetzelfde profiel. De koers is nu aan het veranderen, maar is niet vanzelfsprekend, je kan makkelijk weer terugvallen. Chemici en bèta’s in het algemeen hebben nu eenmaal de neiging om in hun schulp te kruipen. Ze leggen het uit, en als je het niet begrijpt, jammer dan. Daarom moet de maatschappelijke gerichtheid verder doorgezet worden, en Paul de Krom is daar de juiste man voor.”

“Ik heb mijn bijdrage aan dit proces met buitengewoon veel plezier geleverd, waarbij ik met nadruk wil zeggen dat ik het niet alleen heb gedaan, maar samen met het VNCI-bureau, een zeer professionele organisatie met enthousiaste en zeer deskundige medewerkers. Bij een gesprek dat ik laatst bijwoonde over brancheverenigingen werd als voorbeeld de VNCI aangehaald, als een sterke en sterk op de maatschappij gerichte vereniging.”

Er zijn de afgelopen jaren ook een aantal dingen verslechterd: het vertrouwen in de politiek is gekelderd, de polarisatie verlamt het debat. Hoe kijk je hier tegenaan?

“Nederland had altijd het imago van een stabiele overheid, voorspelbare politiek en voorspelbaarheid op het gebied van fiscaliteit en andere aspecten die voor bedrijven belangrijk zijn. In zo’n betrouwbaar land willen bedrijven investeren. Maar de laatste tijd maak ik me zorgen over de stabiliteit van het land, met name over het populisme en de polarisatie, het ruzie maken met elkaar, tot in de Tweede Kamer aan toe. Als debatten alleen maar gaan over hoe je de ander zoveel mogelijk onderuit kan halen, geeft dat instabiliteit in het land. En als er één ding belangrijk is voor het bedrijfsleven, is dat stabiliteit. Bedrijven willen zekerheid.”

Drie en een half jaar VNCI-voorzitterschap: wat waren de hoogtepunten?

“Een topdag voor mij was toen ik het eerste ontwerp van een coalitieakkoord door D66 en  VVD las. Dat de industrie daar zo prominent in stond was echt een kick. Het was de erkenning van de basisindustrie, en die is blijven staan in het huidige regeerakkoord.”

“En ik denk ook met veel plezier terug aan de contacten met de chemiebedrijven. Het is een fantastische bedrijfstak, met zoveel expertise en zoveel kracht. Ik was bij elk bezoek weer enorm onder de indruk.”

Kun je ook een dieptepunt noemen?

“Hét dieptepunt was dat in de onderhandelingen voor het Klimaatakkoord twee van de drie ngo's, Greenpeace en Milieudefensie, wegliepen van tafel, zonder vooraankondiging. Omdat CCS in het akkoord was opgenomen, iets wat nu breed geaccepteerd is, zelfs door de PvdA, waar Joris Thijssen, destijds directeur van Greenpeace, nu voor de Tweede Kamer in zit. Kijk, elke politieke partij, ngo of branchevereniging houdt rekening met beeldvorming en met de achterban, maar als je daarin zo extreem bent…”

Wat zou je de VNCI-leden willen meegeven?

“Maak dankbaar gebruik van het nieuwe kabinet dat afspraken wil maken met de industrie. De afspraken over de CO2-uitstoot zijn het eenvoudigst te maken met de grote bedrijven, maar we zullen het ook moeten borgen voor de andere bedrijven, het mkb. Vanwege de clusters in Nederland, waarin de grote en de kleinere bedrijven zitten, is dat niet zo gecompliceerd. De VNCI zal ervoor moeten waken dat de kleinere bedrijven nooit vergeten worden. Voor de rest zou ik zeggen, en dat weten bedrijven zelf ook: er is geen discussie meer over onze klimaatverantwoordelijkheid, die is voorbij. Maak je plannen, en doe wat je belooft. Het is niet meer vrijblijvend, de maatschappij pikt het niet meer. Kijk naar de weer opgeschaalde productie van aardgas in Groningen. Daar zijn best goede technische redenen voor, en bèta's begrijpen dat, maar het kan gewoon niet. De burger heeft een hekel aan een overheid die dingen belooft en vervolgens niet doet, denk ook aan alle andere schandalen. Je raakt je betrouwbaarheid kwijt. Dat geldt ook voor de industrie. Daarom moeten bedrijven meer dan ooit doen wat ze beloven. Populisme gedijt op geschonden afspraken, het is de achilleshiel van de democratie.”

Je bent bijna 79. Wat ga je nu doen?

“Ik zit in de Nederlandse Sportraad en in besturen van een aantal non-profitorganisaties. Dat blijf ik doen, zolang mijn gezondheid het toelaat. Ik ben nog nooit in mijn leven ziek geweest, slik nul medicijnen. Voor de rest zie ik wel wat er op me afkomt, ik heb nog nooit een sollicitatiebrief geschreven. Verder lees ik heel veel en heb ik één grote hobby: kunst. Gegolfd heb ik nog nooit, en bridgen kan ik ook niet.”

Wat zou je aan je opvolger willen meegeven?

“Stimuleer bedrijven om de openheid te behouden. Houd die koers goed in de gaten en help ze dat ze nooit meer terugvallen in de afgeslotenheid van vroeger. En blijf het belang van de chemische industrie voor Nederland verdedigen.”


Bernard Wientjes (1943) studeerde Nederlands recht in Amsterdam. Na het overlijden van zijn vader nam hij de leiding van het familiebedrijf, Wientjes Beheer, over. In 1970 startte hij de onderneming Ucosan, producent van kunststof sanitair, die uitgroeide tot een van de belangrijkste producenten in Europa. In 1999 verkocht hij deze aan het Duitse Villeroy & Boch en trad hij toe tot de Raad van Bestuur van deze onderneming. Tussen 2005 en 2015 was hij voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO-NCW. Van 2014 tot 2017 was hij hoogleraar ‘Ondernemerschap en leiderschap’ aan de Universiteit Utrecht. Van medio 2018 tot februari 2022 was hij voorzitter van de VNCI.


Foto's: ANP (Bart Maat), Hollandse Hoogte (Martijn Gijsbertsen)