Varend ontgassen van binnenvaartschepen terugdringen
Na het lossen van de vloeibare lading van vluchtige organische stoffen gaan binnenvaartschepen in veel gevallen over tot ontgassen. Daarbij worden de achtergebleven restanten van milieugevaarlijke (vluchtige) organische dampen uitgestoten.
Op dit moment doen schippers dat nog naar de buitenlucht gedurende de reis naar een volgend laadadres. De volgende verlader vereist in de meeste gevallen een ‘schoon en droog schip’. Omdat er bijna geen installaties zijn waarbij dat op een milieuvriendelijkere manier mogelijk is, wordt de schipper gedwongen om dat naar de buitenlucht te doen. Het meeste vervoer van deze ladingen gaat via de Rijn.
De Rijnoeverstaten (Duitsland, België, Zwitserland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland) hebben in 1996 op milieutechnisch gebied afspraken gemaakt over binnenvaartvervoer in het CDNI-verdrag. In 2017 is daar een verbod op het varend ontgassen van de meest vervoerde stoffen aan toegevoegd. Het verbod kent een invoering in drie fasen waarbij in elke fase het varend ontgassen van meer stoffen wordt verboden. De eerste fase van het verbod gaat in zes maanden nadat de verdragswijziging in werking is getreden. Inmiddels hebben de meeste landen, met uitzondering van Zwitserland en Frankrijk, de verdragswijziging geratificeerd. Voordat het van kracht kan worden (naar verwachting eind 2023/begin 2024), moeten die landen het ook ratificeren.
Op dit moment wordt al geprobeerd om het varend ontgassen te beperken door vaker dezelfde of verenigbare lading te vervoeren. Een volledig varend ontgassingsverbod kan echter pas worden ingesteld wanneer er voldoende ontgassingsinstallaties zijn. Het kost tijd om installaties beschikbaar te krijgen die de gassen op verantwoorde manier uit het schip kunnen verwijderen. Er bestaat een verschil van inzicht over hoe de ontgassingsinfrastructuur tot stand moet komen en er is een discussie over de juridische kwalificatie van de vrijkomende dampen (wel of geen afval) en of voor ontgassingsinstallaties tijdelijk ontheffing kan worden verleend van de huidige wettelijke emissie-eisen.
Marktpartijen zijn bezig om technieken te ontwikkelen voor een verdere reductie van de emissies van ontgassingsinstallaties, maar op dit moment kunnen die installaties nog niet voldoen aan de wettelijke milieueisen. Die moeten de komende periode in de praktijk doorontwikkeld worden. Volgens de overheid moeten de ladingdampen worden gekwalificeerd als afval en moeten de installaties als afvalverwerkingsinstallaties worden gekwalificeerd. Dat zou betekenen dat voor de ontgassingsinstallaties dan een afvalverwerkingsvergunning nodig zou zijn. Het stuit op bezwaren bij verladers, terminals en andere betrokken partijen, die van mening zijn dat het niet om afvalverwerking gaat. Zij vrezen voor de daaraan verbonden extra administratieve lasten. De verdragslanden hebben zich overigens verplicht om voldoende ontgassingsinstallaties te faciliteren.
In de praktijk kan het ontgassen een dure operatie zijn, alleen al omdat die tijdrovend is. De VNCI is van mening dat ontgassen in veel gevallen voorkomen kan worden door producten zonder ontgassen en/of reinigen ‘over elkaar’ te laden, dat wil zeggen dezelfde of verenigbare producten te vervoeren. Dit wordt ‘compatibel varen’ genoemd. De VNCI heeft een zogeheten compatibiliteitslijst opgesteld van stoffen die om veiligheids-technische redenen (dus zonder gevaarlijke reacties) over elkaar heen geladen kunnen worden. Die lijst kan gebruikt worden om verladers te laten nadenken over de vraag of het wel altijd nodig is om een schip te laten ontgassen. De VNCI streeft ernaar om het ontgassen voor de verwachte datum van eind 2023/begin 2024 al substantieel terug te dringen.
Op de website van CDNI lees je meer over Ontgassingsverbod in 3 fasen.