Chemiebedrijf Nobian en minister tekenen maatwerkafspraak voor nul CO2-uitstoot in 2030
Vandaag ondertekenden minister Adriaansens, van Economische Zaken & Klimaat, en Michael Koenig, CEO van Nobian, een intentieverklaring als onderdeel van de maatwerkafspraken tussen de overheid en grote bedrijven om CO2-uitstoot versneld te reduceren.
Naast de minister, ondertekenden ook staatssecretaris Vijlbrief, van Mijnbouw, en staatssecretaris Heijnen, van Infrastructuur en Waterstaat, de intentieverklaring. De overeenkomst past binnen Nobian’s doelstelling om een van de duurzaamste chemiebedrijven van Europa te zijn.
De ondertekening vond plaats tijdens een werkbezoek van minister Adriaansens aan het Chemie Park en de productielocatie van Nobian in Delfzijl. De intentieverklaring omvat projecten waarmee Nobian de huidige duurzaamheidsdoelstelling van nul uitstoot in 2040 met nog eens tien jaar wil versnellen naar 2030. Een belangrijk onderdeel daarin is de elektrificatie van de zout- en stoomproductie van Nobian in Delfzijl en Hengelo. Ook zal worden ingezet op het versneld vervangen van elektrolyse-installaties in Rotterdam, waardoor het stroomverbruik met 135 GWh per jaar wordt verminderd, en de uitstoot in de productie van essentiële chemicaliën voor de chemie verder wordt gereduceerd. De verwachting is dat de projecten samen zo’n 550 kT CO2-uitstoot, 350 miljoen m3 gasverbruik en 430 ton NOx-uitstoot zullen besparen.
Lees het volledige bericht
Michael Koenig, CEO Nobian: "Nobian is al sinds 1918 actief in Nederland. Naast een mooie geschiedenis, willen we ook een mooie en duurzame toekomst. Sinds 1990 zijn onze CO2 emissies met 40 procent verminderd, met 35 procent groene energie. Ons huidige doel is nul uitstoot in 2040. De maatwerkafspraken hebben de potentie om onze ambitie te versnellen naar nul uitstoot in 2030. Het is een geweldige kans om samen met de overheid knelpunten en vergunningverlening op te pakken. Met deze projecten dragen we bij aan verduurzaming van de industrie en versterken we de strategische onafhankelijkheid van Nederland.”