Implementatie van Europees milieubeleid: "Je bent er nog niet"

Het Europese beleid op het gebied van energie, klimaat en milieu moet een uitwerking krijgen op nationaal niveau. Hoe staat het daarmee? Welke sectoren zijn in Nederland on track en welke niet? En hoe staat het met de integraliteit van het beleid? Chemie Magazine vroeg het aan Pieter Boot, ex-PBL en nu bij Clingendael fellow van het International Energy Programme.

Tekst: Igor Znidarsic

De Europese milieuwetgeving is gebaseerd op een integrale gedachte: betere bescherming van mens en milieu (Green Deal). Ten eerste door de uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen (Fit for 55). Nederland wil dit, mede dankzij de gunstige positie voor windparken, deels realiseren door fossiele energiebronnen te vervangen door groene waterstof. Ook wil de EU de wetgeving voor chemicaliën verder aanscherpen (CSS) en verontreiniging terugdringen (Zero Pollution Action Plan). En om de natuur te beschermen (Natura 2000) moeten de stikstofnormen die Nederland overschrijdt fors omlaag.

“Ik denk dat de Klimaat en Energieverkenning niet verder komt dan 45 procent reductie, en dat ligt – gok ik – vooral aan de gebouwde omgeving en de landbouw.”

Dit integrale beleid moet op landelijk niveau worden uitgevoerd door vijf ministers van en voor EZK, IenW, LNV, Klimaat en Energie en Natuur en Stikstof, en je zou ook Wonen (gebouwde omgeving), OCW (personeelsschaarste) en Financiën erbij kunnen zetten. De departementen kijken elk met een eigen blik naar de problematiek en bewegen in een verschillend tempo richting de 2030- en 2050-doelen, met als gevolg soms botsende inzichten en zelfs beleid dat elkaar in de weg zit. Een concreet voorbeeld: als bedrijven in hun industriële stookprocessen overstappen van aardgas op waterstof, leidt dat tot minder CO2-uitstoot. EZK blij. Maar omdat waterstof een hogere verbrandingstemperatuur heeft, leidt dit tot meer NOx-vorming en dus stikstofemissies. IenW en LNV minder blij. Je kan met een nageschakelde techniek die emissies reduceren, maar dat leidt weer tot meer energiegebruik.

“Wetenschappers willen altijd op cijfers gebaseerd integraal beleid, en het PBL wil dat ook”, zegt Pieter Boot, voormalig sectorhoofd Klimaat, Lucht en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en nu werkzaam bij Clingendael als fellow van het International Energy Programme. “Het is altijd de moeite waard om wetenschappelijk berekend integraal beleid na te streven, maar het doel zal nooit bereikt worden. Daar is de werkelijkheid nu eenmaal te gecompliceerd voor. En het is ook niet specifiek een Nederlands probleem. Alle EU-landen hebben hiermee te maken. Overigens denk ik dat de Nederlandse regering zich hier best van bewust is en in de ministeriële overleggen voor bepaalde zaken naar oplossingen zoekt. Een voorbeeld zijn de verscherpte normen op het gebied van zwavel voor stookolie voor de scheepvaart. Omdat dit raffinaderijen meer energie kost zijn ze ervoor gecompenseerd in hun klimaatopgave.”

Zaken dus tegen elkaar uitruilen?

Pieter Boot: “Als het gewoon fysica is en de cijfers zijn duidelijk en je werkt met de Best Beschikbare Technieken, kan uitruil een prima oplossing zijn, zolang het maar niet een doorslaggevend getal is. Stel dat door gebruik van waterstof de stikstofemissie toeneemt met, ik zeg maar wat, twee procent, dan ga je als ministeries gewoon aan tafel zitten en los je het op. Het is natuurlijk een heel ander verhaal als het om twintig procent zou gaan.”

Gaat het Rob Jetten als coördinerend minister voor Klimaat en Energie lukken om alle ministeries op één lijn te krijgen?

“De eerste toets zal de komende Klimaat en Energieverkenning van het PBL zijn die eind oktober verschijnt (geeft een integraal beeld van de broeikasgasemissies en het energiesysteem in Nederland in het verleden, het heden en de toekomst - red.). Dan weten we of we on track zijn. Mijn vermoeden is dat de boodschap zal zijn: het doel voor 2030 is nog niet in zicht.”

Want?

“Het gaat om de sectoren elektriciteit, mobiliteit, industrie, gebouwde omgeving en landbouw. Elektriciteit is door de Oekraïnecrisis een beetje afgeremd, maar de wet dat in 2030  geen kolen meer verstookt mogen worden, is er nog steeds. Verder hebben we gewoon heel veel wind en zon nodig. Mobiliteit ligt primair bij Europa, waarbij wij met onze elektrische laadpalen zelfs iets vooroplopen. Ik vermoed dat het PBL zal zeggen: de Europese wetgeving is nog in ontwikkeling, maar als die er is komen we een heel eind. De industrie is een iets lastiger verhaal, maar die heeft het voordeel dat je al heel ver komt als je de dertig grootste bedrijven neemt. En als het bij één raffinaderij kan, dan kan het ook bij de andere: een kwestie van wachten tot het grote onderhoud. En we hebben maar één groot staalbedrijf, dat hetzelfde moet doen als alle andere staalbedrijven in de wereld. Dat is allemaal wel moeilijk, maar je kan je er iets bij voorstellen. Bovendien is er de nationale CO2-prijs. Blijven over de gebouwde omgeving en de landbouw. Bij de gebouwde omgeving is er sprake van nieuwe gemeenteraden waarvan de plannen nog amper bekend zijn, en bij de landbouw - verantwoordelijk voor veertien procent van de uitstoot van broeikasgassen - gebeurt aan nieuw beleid plat gezegd nul. Juist daar kan een integrale aanpak leiden tot synergie. Minder dieren leidt tot minder scheten en mest, dus minder methaan, minder stikstof, minder fosfaat. Het vermindert de broeikasgasemissies en is positief voor het milieu en de natuur. Maar men focust nu vooral op het stikstofprobleem. Ik denk dus dat de Klimaat en Energieverkenning mede door die laatste twee sectoren een tekort zal laten zien en dat minister Jetten te horen krijgt: je bent er nog niet.”

De industrie, en met name de chemische industrie, heeft een flinke klus voor de boeg. Bedrijven moeten elektrificeren, op waterstof overgaan, en dat betekent aanpassing van de installaties of geheel nieuwe installaties bouwen.

“Het is een technisch moeilijke opgave, en er moet een hoop gebeuren, maar je kan je er iets bij voorstellen, en het lijkt op wat in de rest van Europa ook moet gebeuren. In Duitsland moeten ze precies hetzelfde doen, en in Frankrijk ook, daar zit niks unieks aan. En we hebben het ETS, dat zegt: in 2040 is de uitstoot nul. Vergeet ook niet dat het goedkope gas door de recente geopolitieke ontwikkelingen nooit meer terugkomt. De industrie mag blij zijn dat het klimaatbeleid al vijf jaar bezig is, want daardoor heeft de industrie vijf jaar kunnen nadenken over hoe van het gas af te komen.”

Het Europese beleid komt behalve bij verschillende ministeries ook terecht in drie verschillende bestuurslagen: het Rijk, de provincies en de gemeenten. Dat maakt het nog ingewikkelder. Een regionale uitvoeringsdienst is bijvoorbeeld gebonden aan de wet, maar krijgt te maken met een bedrijf dat met de Rijksoverheid afspraken heeft gemaakt over energiereductie. Of het Rijk neemt de regie, bijvoorbeeld bij de stikstofcrisis, maar laat de uitvoering over aan lagere overheden.

“Er zijn eigenlijk vier bestuurslagen, je moet de EU meerekenen. De EU is nog het makkelijkst, want dat komt grotendeels neer op wetgeving. Die wordt eerst van alle kanten bekeken, dan komt er een compromis, en daar moeten we ons dan aan houden. Bij het Rijk ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het klimaatbeleid bij de minister die daar inhoudelijk het meest mee te maken heeft: bij de industrie is dat de minister van EZK, bij gebouwde omgeving de minister van Wonen. Provincies zitten er een beetje tussenin. Ze moeten de vergunningen verlenen en vaak toezicht houden, maar dat is het dan wel, zelf hoeven ze relatief weinig te doen. De gemeentes zijn wel heel belangrijk voor de gebouwde omgeving. Ik denk dat het heel ingewikkeld wordt. Ze hebben veel ambtenaren aangetrokken voor de grote opgave, maar die zijn nieuw en weten het niet helemaal. Dan hebben de bewoners nog hun eigen zorgen en speelt ook het stikstofprobleem dat op veel zaken de rem zet.”

Veel projecten in Nederland stranden in de uitvoering, omdat de ‘echte’ werkelijkheid meestal weerbarstiger is dan de Haagse werkelijkheid. Zie de ICT-projecten, zie corona, zie Groningen. Lopen we wat energie en klimaat betreft tegen het volgende uitvoeringsprobleem aan?

“Bij de elektriciteitsnetten zie je dat gebeuren. De netbeheerders waarschuwden al een tijd geleden: gaat dit wel goed? Ze hebben hun best gedaan, maar ze zijn gereguleerd en kunnen dus niet zomaar dertig procent extra personeel aannemen om vaart te maken. Zo er al technisch personeel beschikbaar zou zijn. En in de gebouwde omgeving loopt het helemaal spaak. De aanpak is dat gemeenten wijken aanwijzen die in 2030 van het gas af moeten zijn. Grote steden hebben de neiging om te focussen op moeilijke wijken waar veel moet gebeuren, maar dat zijn ook wijken waar mensen wonen met lagere inkomens. De makkelijker wijken, met hogere gemiddelde inkomens, vindt men niet urgent. Dat schiet dus niet op. Het blijkt ook heel moeilijk om kennis en ervaring uit te wisselen. Elke gemeente doet het anders en niemand leert echt van elkaar. In Engeland is het precies hetzelfde. Kennelijk is dit een intrinsiek probleem dat ons soort maatschappij moeilijk vindt om op te lossen.”

Het lijkt alsof het systeem waarin we zitten niet geschikt is voor de grote opgave die we hebben. Kunnen we spreken van een systeemprobleem?

“Het is inderdaad een systeemprobleem. Daarom is het ook zo ingewikkeld.”

Niet echt een optimistisch geluid alles bij elkaar.

“Tussen 1990 en 2020 hebben we vijfentwintig procent broeikasgasreductie gerealiseerd. In dertig jaar dus. Nu willen we in acht jaar nog eens dertig procent reduceren. Waarbij het ook nog een stuk ingewikkelder is. Je hebt nu echt meer nodig dan een nieuwe cv-ketel. Tot nu toe daalden de emissies met ongeveer één procent per jaar. Misschien is het mogelijk om naar twee procent te gaan, maar om van één naar vier te gaan… Toen ik nog bij het PBL werkte hebben we bij de beoordeling van het coalitieakkoord gezegd: jongens, dit grenst aan wat maximaal mogelijk is. Je durft niet te zeggen: het kan niet. Het doel is 55 procent reductie. Ik denk de nieuwe Klimaat en Energieverkenning niet verder komt dan 45, eerder lager dan hoger. En dat ligt – gok ik - vooral aan de gebouwde omgeving en aan de landbouw. De regering hoopt dat in de vermindering van de veestapel voor stikstofreductie het klimaat meegenomen wordt. Maar als ze allemaal technische trucs gaan verzinnen voor stikstofreductie, gaat dat meer energie kosten en werkt het dus tegen. De landbouw lijkt soms te denken: zo lang we overal maar tegen zijn en voor uitstel pleiten komen we ermee weg.

“De industrie, en zeker de chemische industrie, vindt het leuk om moeilijke dingen op te lossen. Ze doen niet anders.”

Het meest optimistisch ben ik over de elektriciteit en daarna over de industrie. Bij velen in de  Nederlandse industrie leeft een gevoel van: we moeten dit doen. Het is moeilijk, maar de industrie, en zeker de chemische industrie, vindt het leuk om moeilijke dingen op te lossen. Dat is hun vak, ze doen niets anders.”

Wat is de rol van de oorlog in Oekraïne in dit hele verhaal?

“De gasprijs ging al omhoog, de oorlog in Oekraïne heeft dat verder versterkt. Dat is nog niet voorbij. Zowel bedrijven als huishoudens hebben nu het idee: we moeten zuinig zijn op gas en alternatieven zoeken. Twee jaar geleden was dat een soort opgelegde verplichting, nu is het draagvlak voor investeren en je gedrag aanpassen groter geworden. De overheid zou dit met beleid moeten stimuleren en ondersteunen. Het is een kans.”


Studie naar integrale aanpak verduurzaming chemie

De VNCI constateert dat er op het gebied van energie, milieu en circulariteit onvoldoende afstemming is tussen de verschillende ministeries. Dit leidt voor bedrijven ertoe dat verschillende milieu-, energie- en andere verduurzamingsinvesteringen elkaar negatief beïnvloeden of zelfs met elkaar concurreren, wat een snelle transitie in de weg zit. Om de problematiek in beeld te brengen en om oplossingsrichtingen en bouwstenen aan te dragen waarmee de overheid geholpen wordt bij het ontwikkelen van een ‘integrale afwegingsaanpak duurzaamheid’, wil de VNCI een verkennende studie laten uitvoeren. Zo’n integrale afwegingsaanpak biedt handelingsperspectief voor (chemie)bedrijven en overheid (beleidsmaker en uitvoerder) om in gezamenlijkheid te komen tot de juiste, evenwichtige en kosteneffectieve klimaat-, milieu- en andere duurzaamheidsinvesteringen en draagt ook bij aan de juiste prioritering ervan. De studie wordt in het najaar uitgevoerd.


Foto: Leroy Sankes