Volg de koolstof: Carbon Tracking System is nodig en haalbaar
Tekst: Igor Znidarsic
De huidige klimaatmaatregelen voor de industrie zijn voornamelijk gericht op de uitstoot van broeikasgassen ‘uit de schoorsteen’ van de fabrieken (de zogeheten scope 1) en veel minder op de uitstoot via het product elders in de waardeketen (scope 3), wanneer de in producten vastgelegde koolstofatomen na de verbruikstijd van producten weer vrijkomen door bijvoorbeeld verbranding van afval. Het beperkte zicht op deze emissies maakt het zowel voor beleidmakers als voor bedrijven lastig om op de reductie ervan te sturen. Een Carbon Tracking System (CTS) kan hierbij uitkomst bieden. Zo’n koolstof-boekhoudsysteem maakt de herkomst van koolstofatomen en de CO2-uitstoot in de keten traceerbaar en inzichtelijk. Daarmee worden de keteneffecten van maatregelen duidelijk, zoals het vervangen van fossiele grondstoffen door alternatieve koolstofbronnen (biomassa, recyclaat, CO2).
“In veel industriële ketens, en zeker in de chemie, vindt de uitstoot op een heel andere plek plaats dan waar de keuzes voor hernieuwbaar gemaakt worden”, zegt Floor Hooijman van adviesbureau Rebel. “Dat ook vooral wordt gestuurd op de scope 1-emissies, maakt het lastig voor de industrie om aan te tonen dat een bepaalde ingreep nut heeft, en ook om daar support voor te krijgen. Met een CTS kun je beter aantonen dat een bepaalde maatregel effectief is.”
PET-flessen
Rebel, adviesbureau op het gebied van duurzaamheid, transport, stedelijke ontwikkeling, gezondheidszorg en de sociale sector, heeft onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een koolstof-boekhoudsysteem. Topsector Energie initieerde het onderzoek, de uitvoering lag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In de pilot zijn voor de waardeketen van PET-flessen twee mogelijke varianten van een CTS getoetst. De eerste brengt de CO2-emissies over de keten in kaart, de tweede de herkomst van de koolstofstromen. Hoewel de twee elkaar deels overlappen (een fossiel koolstofatoom wordt CO2, een hernieuwbaar koolstofatoom vermijdt fossiele CO2-uitstoot), biedt de eerste variant vooral sturingsmogelijkheden op ketenemissies en CO2-neutraliteit en maakt de tweede de mogelijkheden van circulariteit en hernieuwbaarheid van grondstoffen inzichtelijk. Deelnemers aan de pilot gaven de voorkeur aan de tweede variant. Hooijman: “Het belangrijkste voordeel daarvan is dat die eenvoudiger te implementeren lijkt en minder afhankelijk is van data van álle ketenpartners. Ook is er voor de scope 1-emissies al best veel aandacht. Denk bijvoorbeeld aan ETS.”
Belonen
In de ketens waar de chemische industrie aan de basis ligt, zijn de scope 3-emissies groter dan die van scope 1, zo laat onder meer het rapport ‘van Routekaart naar Realiteit’ van de VNCI zien. “Het meeste beleid wordt echter op scope 1 gevoerd”, zegt Remko Ybema, manager Regulatory Affairs Energy bij Nobian. “Omdat dat makkelijker te meten is. Bij scope 3 ontbreekt een goede meetstructuur. Daarom is de ontwikkeling van zo'n CTS zo belangrijk. Daarmee kun je beter zien welke mogelijkheden je hebt om die emissies omlaag te brengen en kun je ook gaan ranken op kosteneffectiviteit en bedrijven die bepaalde maatregelen nemen belonen.”
Nobian zelf is primair een anorganisch chemiebedrijf dat nauwelijks fossiele grondstoffen gebruikt. "Zo’n tien procent maar", schat Ybema, die in de klankbordgroep van de pilot heeft gezeten. "Zout, natronloog en chloor zijn onze dominante producten. Maar de chloor die wij produceren komt wel terecht in producten met koolstofverbindingen, zoals PVC, en bij sommige producten gebruiken we aardgas. Daardoor is het ook voor ons belangrijk om te weten waar die koolstof vandaan komt en waar die uiteindelijk belandt."
Vertrouwen
In de pilot, waaraan zes bedrijven uit de PET-flesketen deelnamen, is onderzocht hoe uitstoot en herkomst van koolstofstromen in de keten gemeten of benaderd kan worden, de nadruk lag niet op de exacte uitstoot of herkomst. Het onderzoek richtte zich op haalbaarheid, aansluiting op bestaande initiatieven, complicaties en werking in de praktijk. Er kwamen geen fundamentele belemmeringen naar voren en de conclusie is dat een CTS haalbaar, gewenst en nodig is. Wel moeten de manier van emissie-allocatie, controlemechanismen en bepaling van systeemgrenzen en kengetallen zorgvuldig vastgesteld worden, voor zowel uitvoerbaarheid als draagvlak.
"Met een CTS kun je beter aantonen dat een bepaalde maatregel zin heeft."
Een volledig beeld van scope 3-emissies ontstaat pas als alle productstromen in beeld zijn gebracht. “Alle deelnemers bevestigen dat de gewenste informatie er is”, zegt Hooijman. “Elke ketenpartij afzonderlijk weet wat erin en eruit gaat, alleen weet niet iedereen wat er acht stappen terug gebeurde.” Daarom moeten de data in de keten doorgegeven worden. Een cruciale voorwaarde is dat de ketenpartners transparant zijn over hun data, ondanks de mogelijke concurrentiegevoeligheid. “Dat is een uitdaging”, aldus Hooijman. “Belangrijk is dat het vertrouwen er is en dat de data goed gebruikt worden. Dat zal in de volgende fase een belangrijk punt zijn.”
Betrouwbaarheid en vertrouwen spelen ook een rol bij een soortgelijk ketenproject bij de Cluster Energie Strategieën (CES), vertelt Harold Veldkamp van de Topsector Energie, Programma Digitalisering. “Daar gaat het om veranderde modaliteiten op het gebied van elektriciteit en moleculen en hoe je dat zo rapporteert dat de informatie niet concurrentiegevoelig is. Dat kan met Amerikaanse en andere moederbedrijven nog wel eens een probleem zijn. Het gaat erom dat we die data beschikbaar krijgen zodat we ermee kunnen rekenen. Uiteindelijk gaat het erom welke landelijk belangrijke infrastructurele projecten geprioriteerd moeten worden bij de uitvoering, zodat er versnelling kan plaatsvinden.”
Volgende fase
Die volgende fase zal de ontwikkeling zijn van een prototype. Daarvoor wordt een coalition of the willing in één of meerdere ketens gevormd. “In deze stap gaan partijen het echt doen en laten ze zien dat het werkt”, aldus Hooijman.
Het CTS is daarbij geen doel maar een middel, een aanvullend sturingsmodel op weg naar het doel van nul CO2-uitstoot in 2050. Een CTS kan bedrijven helpen door het gebruik van hernieuwbaar materiaal – en het effect daarvan in de keten – eenvoudiger aan te tonen. Dit is nu ook mogelijk, bijvoorbeeld via certificering, maar een CTS kan een eenduidige, transparante en vanuit de overheid gestuurde methodiek zijn. Dit kan vervolgens de vraag naar hernieuwbare materialen vanuit de markt stimuleren en handvatten bieden bij het vragen van steun vanuit de overheid.
Om te voorkomen dat meerdere partijen het wiel gaan uitvinden, zou het CTS dat ontwikkeld gaat worden moeten aansluiten bij andere – Europese – initiatieven. “Het zou fantastisch zijn als dit de Europese markt op gaat”, zegt Hooijman. Ybema beaamt dat: “Bij voorkeur wordt het CTS een internationaal erkend systeem.”
Hij voegt er wel met klem aan toe dat we met het nemen van maatregelen om de scope 3-emissies terug te dringen niet moeten wachten tot het CTS er is. “We moeten een goed CTS neerzetten, maar we hoeven niet te wachten met het implementeren van wat nu al goede maatregelen lijken. Het moeten parallelle ontwikkelingen zijn. Anders zijn we weer vijf jaar verder, en die tijd hebben we niet.”