“Overheid nodig om circulariteit en duurzaamheid te versnellen”
Tekst: Igor Znidarsic
In het VNCI-rapport ‘van Routekaart naar Realiteit’ wordt veel naar de overheid verwezen als de partij die moet zorgen voor tijdige aanleg van voldoende infrastructuur. Ook andere studies zien de lange aanlooptijden voor de infrastructuur als een van de belangrijkste knelpunten voor het halen van de klimaatdoelen op de korte en de lange termijn. “Bij EZK erkennen we dit”, zegt Focco Vijselaar, directeur-generaal Bedrijfsleven en Innovatie bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
“Bij het schrijven van het Klimaatakkoord was er aanvankelijk een kip-ei-probleem rondom vraag en aanbod. De energie- en grondstoffenleveranciers wilden weten wat de vraag zou worden, de industrie wilde weten wat het aanbod zou worden, om op basis daarvan de vervolgtechnieken te kunnen kiezen. EZK heeft dat geadresseerd met het rapport van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) over welke infrastructuur nodig is voor de energietransitie in de industrie, en hoe die netwerken voor elektriciteit, waterstof en CO2 tot stand kunnen komen. Vervolgens zijn we in het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) met alle belangrijke spelers – EZK, Infrastructuur en Waterstaat, de industrie, energieproducenten, netwerkbedrijven en provincies en gemeenten – om de tafel gaan zitten om toe te werken naar concrete invulling van projecten. Er is gezamenlijk een plan van aanpak vastgesteld om de energiehoofdstructuur in Nederland versneld tot stand te brengen.”
In ‘van Routekaart naar Realiteit’ pleit de VNCI ook voor een integrale aanpak van schoorsteen-emissies (scope 1) én duurzame producten (scope 3). Voor de chemie lopen deze transities door elkaar heen. De klimaatagenda van de overheid richt zich nog vooral op scope 1. Dit komt deels omdat de producten wereldwijd ingezet worden en de klimaatwinst van deze investeringen grotendeels buiten Nederland valt.
Ziet EZK mogelijkheden om de integrale aanpak meer vorm te geven?
Focco Vijselaar: “Scope 1 is goed meetbaar, bij scope 3 is dat lastiger, daarom zijn we begonnen met scope 1, ook omdat de kosten daar relatief lager zijn. Maar als je naar nul emissies wilt in 2050, moet je ook aan scope 3-oplossingen gaan werken. Daar bestaan zeker ideeën over en de grondstoffendiscussie vindt wel degelijk plaats. Om ervoor te zorgen dat je in scope 3 extra meters kunt maken, moet de wet- en regelgeving worden aangepast. Zaken moeten mogelijk worden gemaakt, en soms ook onmogelijk. Wij hopen en verwachten de komende tijd meer ruimte te krijgen voor wet- en regelgeving die circulaire oplossingen mogelijk maakt. Dat moet verder worden uitgebouwd, en daar heeft de overheid zeker een rol bij. Niet alleen in Den Haag maar ook in Brussel, want een deel van deze wet- en regelgeving is Europees. Vanuit de Nederlandse overheid zijn we daarover volop in gesprek met Brussel.”
Belangrijke aspecten van scope 3 zijn recycling en circulariteit. Daarvoor is een ander regelgevend kader nodig.
“Zaken die voorheen als end of life-afval werden bestempeld zullen dat straks niet meer zijn. Om ervoor te zorgen dat afval goed verwerkt kan worden, moet er soms in wet- en regelgeving nieuwe ruimte mogelijk worden gemaakt. Soms gaat het ook om mogelijkheden creëren voor bijmengverplichtingen of ervoor zorgen dat het regelgevend kader ons dwingt in de richting van circulaire oplossingen. Het gaat enerzijds om mogelijk maken, en anderzijds om sturen in de goede richting. Daar gaat overigens niet alleen EZK over, maar ook Infrastructuur en Waterstaat, dat een belangrijk deel van de hierbij betrokken milieuregelgeving in beheer heeft.”
“Bij SDE++ wordt elk jaar opnieuw gekeken welke nieuwe technieken kunnen worden toegevoegd.”
Een conclusie van het rapport is dat afval in 2050 niet meer verbrand zal worden in AVIs, maar volledig hergebruikt zal worden. Sterker nog, als we de grote feedstock-volumes willen realiseren die in rapport voorziet, zullen we afval naar Nederland moeten importeren.
Wat zou de rol van de overheid kunnen zijn in het anders organiseren van de keten om koolstoffen in een circulaire keten te kunnen houden?
“Ik erken dat er consequenties aan zitten als je de keuze maakt voor een circulaire economie. Voor hergebruik van afval moet je nadenken op welke schaal dat kan en wat het betekent voor mogelijke import van afval. Wat betreft de schaal zal het bij scope 3 niet altijd binnen Nederland zijn. Daarin moeten we op Europese schaal en in Europese oplossingen denken. Dat kan betekenen dat er stromen herbruikbaar materiaal hier naartoe komen als grondstof, zoals we nu ook lineaire grondstoffen importeren. Dat perspectief brengen wij vanuit EZK zeker naar voren. Daarbij lopen we natuurlijk tegen allerlei vraagstukken aan: welk deel is bruikbaar en welk deel niet, wat zijn de milieu-consequenties. Dat moet allemaal zorgvuldig gewogen worden.”
De Koninklijke VNCI heeft in april het rapport ‘van Routekaart naar Realiteit’ gelanceerd. Het laat de weg zien die de sector gaat afleggen om over minder dan dertig jaar klimaatneutraal en circulair te zijn.
Een deel van de chemische-recyclingtechnieken is al enigszins rendabel, en kampen vooral met logistieke en systemische uitdagingen. Andere recyclingtechnieken staan nog in de kinderschoenen. Ook andere fundamentele innovaties, zoals elektrisch kraken, zijn nog niet ver in ontwikkeling. In het rapport laat de VNCI zien dat rond 2030 eigenlijk alle fundamentele innovaties helder moeten zijn om grootschalig toegepast te kunnen worden in 2050.
Deelt EZK deze urgentie op innovatie?
“We herkennen en erkennen dat het uitvinden van nieuwe technieken en het op grote schaal implementeren ervan – waarvoor natuurlijk wel eerst de infrastructuur ingevuld moet zijn – een lange doorlooptijd heeft. We weten ook dat er volcontinu productieprocessen zijn die maar eens in de zoveel tijd stilgelegd worden en dat dat het moment is om zo’n vernieuwing in te brengen. Elke stap van kennisbasis via pilot en demofabriek tot implementatie kost tijd en moet echt doorlopen worden voor je tot een grootschalige implementatie kan komen. Om dit proces te versnellen hebben we missie-gedreven topsectoren- en innovatiebeleid, de zogenaamde innovation helix, waarin overheid, kennisinstellingen en bedrijven samenwerken met stimuleringsregelingen zoals de PPS-toeslagregeling en de subsidieregeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+). We zorgen ervoor dat er focus is en dat de kennisinstellingen de missies voor verduurzaming ook centraal stellen in waar wij aan werken.”
“En we zorgen voor het benodigde instrumentarium. Zoals de SDE++, dat er vooral is voor nieuwe technieken die op grote schaal toepasbaar zijn, je kan dat commodity’s noemen. Daarin is voor de loop van het traject financiering beschikbaar voor de onrendabele top (het verschil tussen de kostprijs van de techniek die de CO2 reduceert en de marktwaarde van het product dat de techniek oplevert – red.). SDE++ is naast andere technieken nu ook opengesteld voor CCS.”
'van Routekaart naar Realiteit'
Voor een groot deel van de technieken die nodig zullen zijn sluit de business case nog niet voldoende. Er is dus financiële ondersteuning nodig in deze fase. Voor een deel van de technologieën (zoals CCS) lijkt het instrumentarium goed te werken. Voor andere technologieën zoals elektrificatie en (groene) waterstof biedt het huidige beleid onvoldoende ondersteuning om investeringen rond te rekenen. Deels komt dit omdat deze technieken niet goed passen in de SDE++-systematiek.
Kunnen de VNCI-leden rekenen op andere vormen van overheidssteun om deze investeringen toch dichterbij te halen?
“We werken hier langs twee lijnen aan. De eerste is dat bij SDE++ elk jaar opnieuw wordt gekeken welke nieuwe technieken kunnen worden toegevoegd. Daar zit dus dynamiek in. Dat betekent ook dat er nieuwe opties voor ondersteuning worden toegevoegd. De andere lijn is dat er ook gekeken wordt in termen van meer maatwerk-oplossingen. Dat blijft uiteindelijk een politiek keuze. SDE++ is vooral handig voor nieuwe oplossingen die grootschalig kunnen worden toegepast op meerdere plekken, de commodity’s. Maar soms zijn er heel specifieke oplossingen nodig in specifieke processen die maar door een enkele speler worden gebruikt en benut, en daar zijn we ook aan het kijken of we het instrumentarium verder kunnen ontwikkelen.”
“Bij elke transitie zijn er fases waarbij verdienmodellen van vroeger niet meer werken. Je kan dan vanuit de overheid de nieuwe verdienmodellen helpen met wet- en regelgeving, om zo de business case te stimuleren. Dat geldt ook in de richting van bijvoorbeeld afvalverwerking. Er wordt volop nagedacht over hoe de regelgeving in beweging te krijgen en de duurzame oplossingen zo snel mogelijk naar goede verdienmodellen te brengen. Uiteindelijk heb je ook goede businessmodellen nodig om grootschalige toepassingen mogelijk te maken.”
Doet de chemische industrie zelf voldoende?
“Deze roadmap laat zien dat de industrie beseft dat het hier uiteindelijk ook gaat om een license to operate. De chemie realiseert zich heel goed dat zij moet verduurzamen, en zij wil ook verduurzamen, en laat in dit rapport ook de stappen hiervoor zien. Maar tegelijkertijd is er altijd ook een beweging van de overheid nodig om de circulaire opties te versnellen en verder te verduurzamen.”
Foto: Algemene Bestuursdienst